Aqua morgana (2)
ACHTERGROND - Is de gemeente Groesbeek een heus Romeins aquaduct rijk? Ondanks gerede twijfel, weet de gemeente het zeker. Dit is het tweede deel in een serie. Deel één verscheen gisteren, deel drie verschijnt morgen.
De twijfels rondom het bestaan van het Groesbeekse aquaduct verdwijnen echter snel. De Groesbeekse wethouder Giesbers is bij de officiële presentatie van het boek van archeoloog Peter Schut en raakt enthousiast over de toeristische en economische potentie van dit mogelijke Romeinse overblijfsel.
In het kort daarop verschenen ‘Van bron tot kraan’ is het vraagteken al verdwenen – om nooit meer terug te komen. In een piepklein kadertje maken de auteurs nog een heel klein voorbehoud: aquaduct of niet? Om te concluderen: ‘Al deze aanwijzingen bij elkaar maken het bestaan van het aquaduct meer dan aannemelijk.’
Kritische vragen worden vanaf dat moment niet meer gesteld. In januari 2012 is de status van het aquaduct al welhaast onaantastbaar. In het raadsvoorstel van januari 2012 waarmee Groesbeek twee ton vrijmaakt, staat het zo: ‘Het bestaan van het aquaduct van Groesbeek staat in wetenschappelijke kringen niet ter discussie.’ Nader onderzoek naar de hypothese – waar archeoloog Schut zelf voor had gepleit – wordt nooit verricht. Volgens het ministerie van OC&W – dat moet beslissen over de aanwijzing tot rijksmonument – is dat onderzoek ‘niet nodig’. Sterker nog: ‘Het voegt niets toe en kan het monument alleen schaden.’
Een inwoner van de Heilig Landstichting (gemeente Groesbeek) die bezwaar maakt tegen de monumentenstatus omdat het tracé door zijn achtertuin loopt, krijgt nul op het rekest. De motivering om het tot monument te verklaren is volgens de klager onvoldoende omdat het rapport van archeoloog Schut twijfel over de aquaduct-hypothese openlaat. Het ministerie van OCW – bij monde van de RCE – erkent dat, maar vult de motivering vervolgens op eigen houtje aan. ‘Alle voorwaarden voor het aanleggen en functioneren van een aquaduct zijn aanwezig,’ aldus het ministerie in april 2013 in de afwijzing van het bezwaar. ‘Toch is het alleen aannemelijk dat het aquaduct in de waterbehoefte voorzag als sprake is van een (grote) waterbehoefte.’ En die waterbehoefte wás er op de Nijmeegse castra, zo redeneert het ministerie verder: ‘Gezien de Nijmeegse situatie is de aanwezigheid van een aquaduct niet alleen logisch, maar zelfs noodzakelijk.’ De aardwerken kunnen ‘met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden geïnterpreteerd als resten van een aquaduct uit de Romeinse tijd.’