Sociale wetenschappen tussen retoriek en werkelijkheid
OPINIE - Een opmerkelijk interview in de Volkskrant afgelopen donderdag met de drie leden van de commissie-Baud, die onderzoek deden naar de wetenschappelijke fraude van antropoloog Mart Bax. Met name de volgende opmerking van antropoloog Peter Pels viel me op:
Enige fictie is onvermijdelijk in de sociale wetenschap. De observatie van sociaal gedrag door een onderzoeker is altijd gebaseerd op een beperkt aantal waarnemingen, die alleen met retorische middelen – met de ficties van de statistiek of van de kwalitatieve generalisatie – tot een geheel kunnen worden gesmeed. Schaf je die af, dan schaf je de wijze waarop sociale wetenschap verhalen vertelt af.
Ook natuurwetenschappers vertellen verhalen en gebruiken retoriek, met name wanneer ze een populair-wetenschappelijk verhaal schrijven. Daar is op zich niets mis mee. De vraag is echter hoever dat mag gaan. In een populair-wetenschappelijk discours worden retorische instrumenten gebruikt om de werkelijkheid die uit de wetenschappelijke data “opdoemt” meer contouren te geven, om die duidelijker te laten uitkomen.
Maar antropoloog Peter Pels lijkt iets veel sterkers te beweren, namelijk dat ‘retorische middelen’ eigenlijk tot het fundament van de sociale wetenschap behoren. Die retorische middelen zijn blijkbaar de enige manieren om de fragmentarische en beperkte kennis die er is te bundelen en tot één verhaal te maken. Het lijkt erop alsof de retorische middelen binnen de sociale wetenschappen een hele andere rol spelen, namelijk dat daarmee een werkelijkheid geschapen wordt. Er wordt een eenheid in de data gesmeed die er blijkbaar van nature niet is. Vandaar ook dat binnen de antropologie – in het interview wordt het ook genoemd – soms gebruik werd (wordt?) gemaakt van literaire fictie als stijlmiddel. Zo wordt in het interview gerefereerd naar een proefschrift van ene Daniël Meijers dat een ‘duizend jaar levende rabbi [opvoert] om de ontwikkeling van het judaïsme te beschrijven.’