Vandaag het laatste deeltje in de Bah-trilogie. Na Bah, moderne kunst en Bah, geëngageerde kunst moet er toch een nader woordje worden besteed aan oude kunst.
In het eerste deeltje lazen we dat mensen een hekel kunnen krijgen aan moderne kunst, als dat hun horizon beperkt. En al helemaal als de overheid ongevraagd het blikveld van de argeloze burger volplempt met kunst.
Het tweede deeltje ging over het gegeven dat een aanzienlijk deel van de hedendaagse kunstenaars met beide benen in de alledaagse werkelijkheid staan en daar, met hun kunstwerken, hun licht over laten schijnen. Kunst met een boodschap. Dat kan volgens sommigen niet. Een boodschap dient expliciet te zijn en dat gaat ten koste van de dubbelzinnige schoonheid van kunst.
Moderne kunst, bah dus. Geëngageerde kunst ook bah, bah en nog eens bah. Oude kunst dan maar? Daar kan niemand toch een buil aan vallen?
Mwah, de criticus die zich in deel twee stoorde aan geëngageerde kunst, riep dat het Rijksmuseum leeg gemaakt diende te worden om de ruimten met hedendaagse kunst te vullen. Weg met de oude meesters, voort met de nieuwe meesters.
Voor alle duidelijkheid: hedendaagse kunst is niet per se moderne kunst. Het wil alleen maar zeggen dat het in deze tijd is gemaakt. Iemand die vandaag een ouderwets stilleven schildert, maakt dus hedendaagse oude kunst. Iemand die vandaag de angst voor bepaalde kleuren abstraheert, maakt dus hedendaagse moderne kunst.