Hoe de zorg weer een publieke sector kan worden

Hoogleraar Evelien Tonkens pleit in het boek Er is wél een alternatief voor nieuwe collectieve voorzieningen. Volgens haar is een geleidelijke verschuiving mogelijk van marktmacht naar meer macht voor professionals, de overheid en maatschappelijke organisaties. Hoe zou de toekomst van onze zorg eruit moeten zien? De zorg – en overigens de hele publieke sector – moet weer in publieke handen komen. Zorgorganisaties moeten weer publieke organisaties worden, die gestuurd worden door publieke waarden, in een publiek kader. Marktwerking moet dus worden afgeschaft, maar bij voorkeur niet door een radicale stelselherziening. Stelselherzieningen zijn ontstellend duur en vaak komt er ontzettend veel zorggeld bij organisatieadviseurs, advocaten en accountants terecht. Stelselherzieningen veroorzaken bovendien onrust en onzekerheid, wat afleidt van het eigenlijke werk. Daarom is een langzame, meer organische verandering naar een publiek stelsel een betere keuze. Regionalisering Zo’n meer organische verandering naar een publiek zorgstelsel is mogelijk doordat er al verschillende ontwikkelingen zijn waarbij we kunnen aansluiten. In de zorg is dat een ontwikkeling richting regionalisering, waarbij verschillende organisaties in regio’s gezamenlijk de diverse soorten zorg organiseren en op elkaar afstemmen, bijvoorbeeld ggz, jeugdzorg, ziekenhuiszorg en ouderenzorg. Nu moeten ze dat nog doen onder condities van concurrentie en soms gedwongen samenwerking, maar bij een verdere regionalisering kunnen we deze condities loslaten. Per regio zou één verzekeraar verantwoordelijk worden voor de afstemming en financiering van het zorgaanbod, onder de voorwaarde dat die zich omvormt tot een publieke organisatie zonder winstoogmerk en dat de uitvoerders aanzienlijke invloed kunnen uitoefenen op het beleid. Wat betreft de zorginstellingen kunnen we per regio toewerken naar een beperkt aantal organisaties die niet langer concurreren, maar elkaar aanvullen en gezamenlijk doelen proberen te bereiken. Over die doelen en de financiering kunnen ze afspraken maken met de regionale verzekeraar, die dan eigenlijk weer de rol van het vroegere ziekenfonds vervult, maar nu voor iedereen in plaats van alleen voor mensen met lagere inkomens. De zorgaanbieders hoeven niet noodzakelijk overheidsorganisaties te zijn; het kunnen ook maatschappelijke organisaties, sociale ondernemingen of coöperaties zijn – altijd zonder winstoogmerk. Van zorgcoöperaties bestaan hoge verwachtingen, maar die kunnen we beter wat dimmen. De vele tientallen zorgcoöperaties in Nederland zijn vaak sterk afhankelijk van vrijwilligers en bieden vooral onderlinge hulp en (nog) nauwelijks zorg. [1] Voor hulp zijn ze dus prachtig, maar voor zorg hebben we vaak alsnog professionele (maatschappelijke) organisaties nodig. Controle op de uitgaven Uiteraard blijft er ook in een publiek stelsel controle nodig op de uitgaven. Die controle hoeft niet per se via de overheid te lopen; die kan ook komen van eigen controle-instanties. Een voorbeeld daarvan zijn universiteiten die wel gefinancierd worden door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen maar zelf de kwaliteitscontrole vormgeven door elkaar via onderlinge visitaties te beoordelen en verbeteringen voor te stellen. Op deze manier is er een geleidelijke verschuiving mogelijk van marktmacht naar meer macht voor professionals, de overheid en maatschappelijke organisaties. We moeten wel bedenken dat rechtstreekse overheidscontrole twee nadelen kan hebben: vaak overheerst kortetermijndenken als gevolg van de korte perioden tussen verkiezingen, daarnaast zijn overheden meestal niet heel goed in innovatie. Daarom is het cruciaal om maatschappelijke organisaties, burgerinitiatieven, sociale ondernemingen en coöperaties ruimte te bieden voor innovatie. Om te zorgen dat innovatie niet kwaliteitsverlagend maar kwaliteitsverhogend is, kan de overheid bijvoorbeeld zelf kinderopvanginstellingen of verpleeghuizen organiseren, en tegelijkertijd organisaties uitnodigen om hogere kwaliteit te bieden tegen dezelfde kosten. Denkt een groep ouders, een coöperatie of een nieuwe zorgaanbieder voor hetzelfde bedrag betere kwaliteit te kunnen bieden, dan is het geoorloofd dit te proberen. Als het lukt, dan wordt die nieuwe organisatie toegelaten in het zorglandschap. Dit was ook de gedachte achter het huidige Uitdaagrecht [2], maar de complexiteit van regels en procedures daarvan belemmeren nog dat het van de grond komt. Stijgende zorgkosten: geen drama Cruciaal is dat alle zorgorganisaties samen staan voor een hoge zorgkwaliteit, maar ook voor een permanente zuinigheid met gemeenschapsgeld. Niet gierig, wel zuinig. De behoefte aan zorg is namelijk oneindig, maar middelen en personeel zijn altijd schaars. Zorg- en hulpverleners zullen vaker de afweging moeten maken of het echt nodig is om bij klachten meteen een onderzoek te vragen of zelfs te eisen. Dit is ook van belang om de steeds verdere medicalisering van onze samenleving te stoppen. We moeten ophouden iedere afwijking van een willekeurige norm tot een afwijking en een ziekte te verklaren, met labels als pdd-nos, adhd, hoogsensitiviteit of autismespectrumstoornis.[3] Als we wat meer ruimte bieden voor verschillen, en die verschillen ook niet meteen aan competitie onderwerpen, hebben we minder standaarden en labels nodig. Stijgende zorgkosten worden voortdurend gezien als een uitgavenlek dat we nu eindelijk eens moeten dichten. Van dat idee moeten we af. Stijgende zorgkosten zijn onvermijdelijk, vanwege de vergrijzing evenals vanwege de toenemende medische mogelijkheden die ons gezondheid en geluk geven. Kanker is door groeiende technologische mogelijkheden voor veel mensen veranderd van een dodelijke naar een te genezen of chronische ziekte. Dat is een enorme verworvenheid. We moeten de kosten van onze zorg gaan zien voor wat ze echt zijn: een bijdrage aan welvaart en aan onze economie, met zinvol werk dat het milieu relatief weinig belast. Zorguitgaven zijn geen weggegooid geld, maar belanden – net als andere uitgaven – in de economie. Een goed voorbeeld is Philips, dat prima draait op medische technologie waar we met z’n allen via ziekenhuiszorg aan meebetalen. Ook het inkomen van zorgverleners dat wij als samenleving betalen, stroomt terug in de economie: van hun salaris kopen zij voedsel, boeken of zonnepanelen, betalen zij de huur en gaan zij op vakantie. Allemaal uitgaven die onze economie ondersteunen. De zorgsector is een vitale economische sector. Een tweede reden waarom stijgende zorgkosten onvermijdelijk en niet erg zijn, is de zogenoemde Wet van Baumol. Volgens deze wet kunnen werkenden in vrijwel alle sectoren steeds productiever worden, behalve in de publieke dienstverlening. Het is immers mogelijk om in steeds minder tijd telefoons of auto’s te maken, maar onmogelijk om iemand steeds sneller te wassen. Daardoor wordt de private sector verhoudingsgewijs steeds goedkoper ten opzichte van de publieke sector. Hierdoor gaat een steeds groter deel van onze totale uitgaven naar publieke dienstverlening. Dit wordt door politici voortdurend neergezet als een van de grote politieke problemen van deze tijd, maar het is helemaal geen probleem. De Wet van Baumol doet zich namelijk alleen voor als de economie groeit en we meer verdienen als samenleving. Er blijft dus voldoende geld om het groeiende aandeel van de publieke sector te betalen. Meer werkenden in de zorg Als stijgende zorgkosten op zich niet per se een probleem zijn, rijst meteen ook de vraag waarom het onwenselijk en onmogelijk zou zijn dat een groter aandeel van alle werkenden in de zorg werkzaam is. In veel andere sectoren zijn immers steeds minder mensen nodig. Waarom zouden er dan niet meer mensen in de zorg mogen werken? Waarom zou een op de zes werkenden in de zorg de grens moeten zijn, zoals nu is bepaald? Wat is het probleem met een op de vier? De meeste mensen ervaren werken in de zorg als zinvol en verrijkend, zolang de werkdruk en de bureaucratie beperkt worden, ze zeggenschap, werkzekerheid en voldoende salaris hebben. Laten we daaraan werken en stoppen met klagen dat de sector te groot wordt. Hiervoor is het wél noodzakelijk dat we de belastingen voor rijke mensen aanzienlijk verhogen. Dat is een effectievere manier om de zorg betaalbaar te houden. (En het helpt ook meteen tegen de grote sociale ongelijkheid waar zelfs rechts zich nu zorgen om maakt.) Als we ondanks deze verbeteringen toch niet genoeg mensen hebben die in de zorg willen of kunnen werken, kunnen we twee dingen doen. Allereerst kunnen we mensen die elders in de wereld onderdrukt worden, uitnodigen om hier in de zorg te komen werken. Dit zullen vaker vrouwen zijn, omdat die vaker onderdrukt worden en ook eerder voor de zorg opgeleid zijn of gewend zijn om zorgwerk te doen. Als we bedenken hoezeer vrouwen in bijvoorbeeld Afghanistan of Iran massaal een menselijk bestaan ontzegd wordt, en hoe weinigen van hen kunnen vluchten, dan hebben we hier ook een duidelijke morele plicht. (Veel homoseksuele mannen in veel Afrikaanse landen zijn ook hun leven niet meer zeker, maar vermoedelijk zijn hun vluchtkansen wel groter.) Ten tweede kunnen we bevorderen dat meer mannen in de zorg gaan werken, vergelijkbaar met de kostbare inspanningen die zijn gepleegd om meer vrouwen voor techniek te interesseren en om jongeren belangstelling voor ruimtevaart bij te brengen. Er is geen enkele zinnige reden waarom zorg vrouwenwerk moet zijn. Hoewel er dus nog wel verschillende manieren zijn om meer mensen voor een beroep in de zorg te winnen, is één oplossing echt uitgeput: mantelzorg [4]. Een derde deel van de Nederlanders boven de 16 jaar geeft momenteel mantelzorg; dat zijn 5 miljoen mensen, van wie een kwart mantelzorg combineert met betaald werk. Van die 5 miljoen mensen voelt bijna 10 procent zich zwaarbelast. Eveneens 10 procent van de werkende mantelzorgers stopt met werken of werkt (tijdelijk) minder. Nieuwe collectieve voorzieningen Wat we nodig hebben, zijn nieuwe collectieve voorzieningen, vergelijkbaar met het afgeschafte verzorgingshuis. Plekken waar bijvoorbeeld hulpbehoevende ouderen zelfstandig kunnen wonen, maar zij wel toegang hebben tot publieke voorzieningen en hulpverlening. Weg dus met de fantasie dat naasten van hulpbehoevenden nog meer zorg voor hun rekening kunnen nemen. We mogen trots zijn op onze zorg- en hulpverleners, en moeten er daarom voor zorgen dat ze hun mooie en belangrijke werk goed kunnen doen, tegen goede arbeidsvoorwaarden en een goed salaris. Dat mag best wat kosten. Noten [1] Bas Mesters, ‘Je kunt een beroep doen op de ander’. De Groene, 7 september 2022 [2] ‘9 redenen waarom challenges in het uitdaagrecht soms mislopen’, www.lokaledemocratie.nl, 14 september 2021 [3]  Floortje Scheepers, Mensen zijn ingewikkeld. Een pleidooi voor acceptatie van de werkelijkheid en het loslaten van modeldenken. Amsterdam, 2021 [4] ‘Mantelzorg in cijfers’,  22 september 2022 Dit artikel verscheen eerder bij Sociale Vraagstukken. Evelien Tonkens is hoogleraar Burgerschap en Humanisering van de Publieke Sector aan de Universiteit voor Humanistiek. Dit artikel is een bewerkte versie van de tekst van Evelien Tonkens in het boek Er is wél een alternatief. Postkapitalisme ‒ een einde aan de roofbouw op aarde en mens, samengesteld door Hans Rodenburg, Noortje Thijssen en Koen Bruning (Ambo|Anthos Uitgevers). Meer dan twintig denkers laten in het boek concreet zien hoe we kunnen toewerken naar een eerlijker, duurzamer en democratischer Nederland. Het boek is op Sargasso besproken onder de titel Loskomen van TINA.

Door: Foto: Laura James, via Pexels.
Foto: Steve Rhodes (cc)

Geldverschuiving

COLUMN - Net voor de start van het World Economic Forum in Davos, waar dik honderd regeringsleiders en ruim duizend hoofden van internationale bedrijven de wereldeconomie bespreken, bracht Oxfam een rapport uit: het jaarlijkse overzicht hoe de verdeling van rijkdommen tussen landen en mensen zich ontwikkelt, zeg maar Oxfams kritische versie van The State of the World Union. Net als vorig jaar zijn de cijfers schokkend.

Afgelopen jaar kwamen er 165 miljardairs bij. Het vermogen van alle miljardairs ter wereld tezamen groeide met 12 procent, omgerekend liefst 2,5 miljard dollar per dag. Het totale bezit van de armste helft van de wereldbevolking daalde intussen 11 procent. Kort gezegd: de superrijken kregen er nog meer geld bij dan de allerarmsten verloren. Nog korter: de kloof tussen arm en rijk verdiept zich fors.

Terecht stelt Oxfam in zijn rapport, ‘Public Good or Private Wealth’, dat deze groeiende kloof tussen arm en rijk de strijd tegen armoede ondermijnt en zelfs vaak teniet doet. Deze almaar schever wordende verdeling schaadt werkelijk alle economieën en is wereldwijd een belangrijke motor voor publieke woede, maatschappelijke onrust en sociale wanhoop.

Want wat gebeurt er? De rijken – zowel individuen als multinationals – worden hoofdzakelijk rijker doordat ze, mede dankzij extensieve lobbies, door overheden worden ‘ontzien’ (want vestigingsklimaat! trickle down! die mensen hebben dat toch zelf verdiend!) en zodoende minder belasting hoeven te betalen. Voorts mijden en ontwijken ze belastingen dat het een aard heeft, plegen ze her en der belastingfraude (CumEx!), en weten ze, door met kapitaal te schuiven, overal gunstige regelingen te benutten. Het netto resultaat is dat bedrijven als Amazon, Shell en Apple amper belasting betalen.

Foto: Angelo Romano (cc)

FC Twente ten onder aan schaamte

OPINIE - De bestuurscultuur die voetbalclub FC Twente de vernieling in heeft gedraaid is volgens Aart G. Broek exemplarisch voor gedrag in de gehele semi-publieke sector. De rol van de angst voor gezichtsverlies blijft hierin volgens hem onderbelicht.

In een eindeloze reeks commentaren op het falen van FC Twente blijft de feitelijke reden van de neergang ongenoemd. Bestuurders raakten het zicht kwijt op de beperkingen van het eigen kunnen en stortten de eigen organisatie zodoende in een weerzinwekkende ondergang. Alom werd dit betiteld als verblindende hoogmoed. Kom nou toch! We noemen die verblinding ‘schaamte’.

Symbolen van succes

Laten we om te beginnen de goudkoorts van de jaren negentig in herinnering roepen. Er leek geld in overvloed en aan de groei zou nooit een einde komen. Geïnspireerd door massaal bejubelde zonnekoningen uit het heuse bedrijfsleven begonnen bestuurders van onderwijsinstellingen, ziekenhuizen, zorggiganten, sociale werkvoorzieningen en woningcorporaties met publiek geld ondernemertje te spelen.

Hier mag gelezen worden dat die actoren uit de publieke sector gedrag en handelen uit de private sector selectief overnamen. Wanneer we in de (semi-)publieke sector niet tot de échte en zo bewonderde private sector behoren, kunnen we in ieder geval de façade ervan overnemen. Meer in het bijzonder werden de veronderstelde versierselen van succes gekopieerd: risico’s nemen, lef tonen, visionaire missie formuleren, maakbaarheid verkondigen aan de hand van meetbare verschijnselen, competitieve salarissen, bonussen, luxueuze kantoren en auto’s met chauffeur.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Bezuinigingen zijn een zegen voor de civil society

De vraag of er al dan niet bezuinigd moet worden in de publieke sector speelt een rol bij de verkiezingen voor de provinciale staten. Rob van Pagée is medeondertekenaar van het Eigen Krachtmanifest. Hij ziet de aanstaande bezuinigingen juist als een kans. Want de huidige systematiek van hulpverlenen leidt alleen maar tot toenemende bureaucratie.

‘Op basis van het Eigen Krachtmanifest proberen wij een kanteling in gang te zetten. Het gaat om het inzetten van de eigen kracht van burgers in de samenleving. Want eigenlijk zou de overheid moeten vragen aan de burgers: “Zouden jullie als eerste een plan willen maken?”, als er iets aan de hand is. Ze moet de burgers de regie in eigen hand geven. In een Eigen Krachtconferentie krijgt iemand met een probleem steun van de mensen die bij hem of haar horen. En mensen die zich gesteund weten door hun eigen kring zullen minder aanspraak maken op hulp van de overheid. Daardoor wordt een omkering mogelijk en kan er iets anders gebeuren. De deelnemers bestaan uit kennissen en familieleden. Zij vormen zelf de hulpbron. En niemand kent de familie beter dan zij zelf. Na lang praten komen ze er altijd uit met elkaar. Dat kan soms lang duren, wel zes of acht uur, of langer. Maar dan komen ze naar buiten met een plan. Het is meestal een lijstje met afspraken waarop staat wie wat doet. Gemiddeld nemen de familie en bekenden tachtig procent voor hun rekening. En wat daar nog aan ontbreekt, kan aangevuld worden met hulp vanuit de publieke sector of overheid. Zo ontstaat samenwerking tussen professionals en de familiegroep.

Lezen: De wereld vóór God, door Kees Alders

De wereld vóór God – Filosofie van de oudheid, geschreven door Kees Alders, op Sargasso beter bekend als Klokwerk, biedt een levendig en compleet overzicht van de filosofie van de oudheid, de filosofen van vóór het christendom. Geschikt voor de reeds gevorderde filosoof, maar ook zeker voor de ‘absolute beginner’.

In deze levendige en buitengewoon toegankelijke introductie in de filosofie ligt de nadruk op Griekse en Romeinse denkers. Bekende filosofen als Plato en Cicero passeren de revue, maar ook meer onbekende namen als Aristippos en Carneades komen uitgebreid aan bod.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Van der Lans Ruimte II

In ‘Ontregelen. De Herovering van de werkvloer‘ en in zijn nieuwe boek ‘Eropaf! Het nieuwe begin van het sociale werk‘ beschrijft Van der Lans een nieuwe weg van het maatschappelijk werk. Eigenlijk is het een nieuwe agenda voor de hele publieke sector. Hij gebruikt een aantal ruimtelijke metaforen om deze nieuwe agenda te beschrijven. Deze laten echter wel de zwakke plekken in zijn betoog zien.

Van der Lans maakt gebruikt van een ruimtelijke metafoor om uit te leggen hoe het maatschappelijk werk is ontwikkeld. Ik heb al eerder over deze Van der Lans ruimte geschreven. Van het paternalistische erbovenop, via het empathisch ernaast naar het afstandelijke ervanaf. Het maatschappelijk werk moet nu terugkomen in de vorm van Eropaf! Het afstandelijke welzijnswerk van de jaren ’80 en ’90 moet worden vervangen door een veel actievere, betrokkenere vorm van het welzijnswerk zonder te vervallen in het softe ernaast of het paternalistische erbovenop. Als we de ruimtelijke metafoor eens uit tekenen zien we het probleem van Van der Lans’ betoog: Ernaast en erboven zijn eigenlijk twee verschillende varianten van Eropaf! Die allebei sterk verschillen van ervandaan. De vraag hoe we precies de balans gaan vinden tussen het paternalisme van erboven en de empathie van ernaast. Deze balans zoekt Van der Lans in Eropaf! maar een zekere ambiguiteit tussen vertrouwen in de kracht van mensen en juist achter de achter ingrijpen zit er wel in.

Van der Lans' Ruimte (Plaatje: Simon Otjes)