Populisten kanaliseren het wantrouwen
In NRC Weekend (17/3/2011) stelt Tom-Jan Meeus dat rechtspopulistische politici wantrouwen in de maatschappij injecteren. Hij veronderstelt dat wantrouwen (“in een krankzinnig hoog tempo”) is toegenomen onder de Nederlandse bevolking en dat populistische partijen hieraan debet zijn. Beide claims zijn ongegrond, zeggen politicologen Tom van der Meer en Armen Hakhverdian van de UvA (zie hun blog).
Voor een politieke vertrouwenscrisis in Nederland is geen enkel bewijs, althans niet in de zin dat het vertrouwen tegenwoordig structureel lager ligt dan voorheen. Sterker nog, in de jaren zeventig en tachtig was slechts 50% van de Nederlanders tevreden met het functioneren van de democratie, tegenwoordig ligt dat percentage tegen de 70%. Dat was zelfs in de jaren negentig niet zo hoog.
Het vertrouwen in regering en parlement is grilliger, met name sinds het afgelopen decennium. In het najaar van 2001 piekte het politiek vertrouwen wereldwijd in reactie op 9/11. Vervolgens daalde in Nederland het vertrouwen onder Balkenende II en III, piekte het tot een historisch hoogtepunt(!) tijdens de 100-dagentour van Balkenende IV in 2007 en later na de daadkrachtige overname van ABN-Amro, om vervolgens weg te zakken na interne ruzies in het kabinet.
Er bestaat geen bewijs voor een neergaande trend of zelfs voor een significante breuk na 2001, zoals Meeus suggereert. Nederlandse burgers zijn weliswaar grilliger geworden in hun opvattingen, maar van toenemend wantrouwen is geen sprake. Afhankelijk van de momentopname behoort het politiek vertrouwen in Nederland tot de absolute top (voorjaar 2009) of subtop (2011) van Europa.

