Wat doe je als landelijke politiek als er wantoestanden zijn in het hoger onderwijs? Dan moet je hard ingrijpen! Deze week liet staatssecretaris Zijlstra zijn spierballen zien, en stelde dat hij gaat uitzoeken of de slechte opleidingen van InHolland wel verbeterd kunnen worden of beter dicht kunnen. De staatssecretaris wil meer grip op de hogescholen, en hen kunnen dwingen wantoestanden aan te pakken. CDA-Kamerlid Sander de Rouwe liet bij RTL Nieuws meteen zijn instemming blijken:
“Een staatssecretaris kan alleen een kopje koffie drinken en aangeven dat hem iets niet zint, maar dat vind ik eigenlijk een tandenloze tijger, je moet ook kunnen ingrijpen als iets misgaat, en niet wachten tot het al fout is gegaan, zoals we nu gezien hebben bij InHolland.”
Effectief en efficiënt
Wat klinkt detailpolitiek toch effectief en efficiënt. Er zijn problemen bij InHolland, en meteen zit de politiek erbovenop. Ouders, studenten en docenten kunnen erop rekenen dat de problemen nu echt worden aangepakt, want het kabinet en de Tweede Kamer zinnen op maatregelen om de problemen de wereld uit te helpen en herhaling te voorkomen. Als het onderwijs te slecht is, gaat de staatssecretaris voortaan gericht opdrachten geven via de raad van toezicht.
Als maatregelen zo effectief en efficiënt lijken, moet er onderhuids iets mis zijn. Is het werkelijk zo dat hogescholen jaren hun gang konden gaan? Is het werkelijk zo dat hogescholen in Nederland gewoon jarenlang slecht onderwijs konden aanbieden, daar niet op werden aangesproken en afgestudeerden in grote getalen met een waardeloos diploma de arbeidsmarkt op konden sturen? Was dat mogelijk totdat de politiek in actie kwam?