Polemiek en ironie
OPINIE - Theo van Gogh, Gerard Reve, Gerrit Komrij – een béétje polemist gaat af en toe over de schreef. Bewust, om de tegenstander in onbalans te brengen, zoals een bokser die een onverwachte pas opzij doet. Ineens iets onverwachts zeggen, en op een onverwacht moment. De tegenstander hapt naar adem en belt in het mooiste geval zijn advocaat. Dat zijn de momenten waarop de polemist schittert. Maar zoals met alle kunst is herhaling de dood in de pot van de polemiek. Als Van Gogh elke week een grapje had gemaakt over Joden die verbrand worden, dan had hij nu nog geleefd – als volstrekt uitgekotste paria, niet als schrijver en filmmaker. Een Nederlandse rechtbank zou korte metten maken met een schrijver die elke week weer zulke grofheden over hetzelfde onderwerp zou opdissen – zeker als het onderwerp de concentratiekampen is. Dat zou geen polemiek zijn, geen stapje opzij, maar een artilleriebarrage. Het doel daarvan zou niet zijn om de tegenstander in onbalans te brengen, maar om de tegenstander te vernietigen.
Dus bespaar me wijdlopige bespiegelingen over de Reviaanse ironie van GeenStijl, en bespaar me vergelijkingen tussen de incidentele uitvallen van Reve over katholieken of migranten en het permanente spervuur van grofheden dat nu al minstens tien jaar over (vooral) de moslims in Nederland wordt uitgestort. Er is geen vergelijking te maken – niet op artistiek niveau en al helemaal niet op maatschappelijk niveau.