Het Internationaal Energie Agentschap (IEA) presenteerde eerder deze week haar jaarlijkse World Energy Outlook. Daarin wordt erg positief gesproken over de mogelijkheden voor groei in het aanbod van olie vanwege de groeiende productie in Irak en de schalie-olie in de VS. Het IEA durft daarom de voorspelling aan dat de olieprijs zal dalen. De media wisten hier een nog optimistischere draai aan te geven: Peakoil is opgelost, er is olie genoeg.
Een paar kritische kanttekeningen bij de IEA prognoses zijn op zijn plaats.
Eerst moet gezegd worden dat het trackrecord van IEA-voorspellingen vrij slecht is. In het verleden was het IEA te optimisch over zowel de prijs als het aanbod van olie. Toegegeven, de toekomst van olie voorspellen is ook vrijwel onmogelijk. Ook nu bekijkt het IEA de oliewereld weer door een roze bril.
Irak, de hoop van de oliemarkt
Waar de media het vooral hebben over schalie olie in de VS, kijkt de industrie vooral naar Irak. De toekomst van de olieprijs staat en valt bij Irak, en dan vooral het zuiden. Het IEA hoopt dat het land zijn beloftes waar maakt en zijn huidige productie verdubbelt naar 6 miljoen vaten per dag in 2020 en zelfs 8,3 miljoen vaten in 2035.
Er is echter een aantal flinke obstakels. Ten eerste de stabiliteit van Irak. Het land herstelt van jarenlange sancties, oorlog met Iran, een Amerikaanse invasie en vooral een hevige burgeroorlog. Daardoor is de olie-industrie decennia lang verwaarloosd en heeft het land nooit maximaal kunnen produceren.
Ja, er is een enorm potentieel in reserves. Maar de politieke situatie in Irak is nog verre van vreedzaam. Iraks Soennitische vice president is door een Sjiitische premier bij verstek ter dood veroordeeld op beschuldiging van het leiden van doodseskaders. Hij vluchtte eerst naar Iraaks Koerdistan en zit nu in buurland Turkije dat hem weigert uit te leveren.
Er heerst nog steeds diepe verdeeldheid over de grondwet en de oliewet die het ontwikkelen maar vooral het verdienen aan Iraaks grondstoffen rijkdom moeten regelen. En buurlanden Iran en Turkije bemoeien zich intensief met de politiek in Irak. Het meest in het oog springt de situatie rond Iraaks Koerdistan. De semi autonome regio geniet de steun van Turkije en sloot op eigen houtje deals met oliebedrijven. Tot grote woede van de regering in Bagdad. Die zette bedrijven zoals Chevron, dat een deal sloot in het noorden, op de zwarte lijst voor joint ventures in het vele malen olierijkere zuiden. Een Turks oliebedrijf dat samenwerkte met Gazprom werd uit wraak het land uitgezet.
Exxon Mobile genoot dankzij zijn enorme oliebelangen in Irak en de nauwe banden met de Amerikaanse regering van een uitzonderingspositie en dacht ook zaken te kunnen doen in Iraaks Koerdistan. Enkele dagen geleden zag het bedrijf zich gedwongen terug te trekken uit Zuid-Irak. Het had samen met Shell het West-Qurna olieveld in handen en heeft nu aangekondigd af te willen van haar aandeel in het veld. Qurna is het op een na grootste olieveld in het Midden-Oosten en haar ontwikkeling is van cruciaal belang wil Irak haar streefcijfers halen. Wie het veld gaat overnemen is nog onbekend. Verschillende niet-Westerse oliebedrijven die actief zijn in het zuiden van Irak hebben al aangegeven niet de capaciteit te hebben om het project over te nemen.
Elektriciteit
Andere obstakels zijn de beschikbaarheid van voldoende elektriciteit, water en geschoold personeel. Alledrie zetten ze een rem op de mogelijke groei van de olieproductie. Het is dan ook veelzeggend dat het IEA ook een laag groeiscenario voor Irak schets. In dat scenario haalt Irak slechts 4 miljoen vaten per dag boven de grond, een serieuze domper voor de oliemarkt. De olieprijs kan in dat geval met wel 15$ stijgen boven het scenario dat het IEA nu voorziet.
Op de achtergrond dreigt ook het overslaan van het conflict in Syrië naar Irak. Het etnische geweld daar betreft ongeveer de zelfde ethnisch-religeuze groepen die Irak verdelen. Zeker het conflict tussen de Syrische Koerden aan de ene kant, en de door Turkije gesteunde Iraakse Koerden en het Vrije Syrische Leger aan de andere kant kan overslaan naar het nu nog rustige noorden van Irak. Dat zelfde geld ook voor de onrust in Bahrein en de aangrenzende Sjiitische regio in Saudi-Arabië, en natuurlijk een eventueel conflict tussen Israel, het Westen en Iran. Voor een groeiende olieproductie is stabiliteit nodig, en dat is verre van zeker in Irak.
Schalie olie boom and bust
Wat de meeste krantenkoppen domineert is de schalie-olie boom in de VS, en de claim dat de VS wederom de grootste olieproducent ter wereld wordt. Wie het rapport zelf in duikt krijgt overigens een veel genuanceerder beeld. Als, aldus het IEA, alles mee zit dan zal de VS een nieuwe korte piek in de productie neerzetten tussen 2015 en 2020, om daarna heel hard in productie te dalen.
Deze nog rooskleurige analyse durft de Amerikaanse overheid niette maken. Het Energy Information Agengy rekent op veel minder schalie-olie. Ook hoopt het IEA op effectief beleid om het olieslurpende Amerikaanse wagenpark veel zuiniger te maken. De vraag is echter of het Obama lukt de wetgeving die dat afdwingt door de Senaat te krijgen. Zeker in een context van de mythe dat olie-onafhankelijkheid in de VS mogelijk is dankzij schalie-olie.
Er zijn veel kanttekeningen te plaatsen bij het wijdverbreide optimisme over schaliegas en schalie-olie. De afgelopen jaren is er inderdaad een golf schaliegas op de Amerikaanse gasmarkt gespoeld. Deze ontwikkeling zorgde voor een hype waarin het leek alsof er overal meer als genoeg aardgas te vinden is en de gasprijs daar door flink zal plaatsen. Al die tijd waren er economen en geologen die waarschuwden voor de zeepbel die ontstond en inmiddels aan het leeglopen is.
Het boren naar schaliegas is namelijk peperduur en vergt extreem veel boringen. Dit wordt nog eens versterkt door de snelle productie-afname die schaliegas boorputten kenmerkt. Doordat er, mede door de hype, in korte tijd veel geboord werd en makkelijke locaties, de sweetspots, als eerste werden aangeboord, kwamen er enorme hoeveelheden schaliegas op de markt. Als gevolg daar van implodeerde de gasprijs. Leuk voor de industrie en consumenten, maar de vreugde gaat tijdelijk zijn.
De pioniers in de schaliegasrevolutie merken nu dat hun peperdure investeringen zich niet terugverdienen, en staan op omvallen. Ook grote bedrijven als Shell zien zich gedwongen om flink af te boeken op hun schaliegas bezittingen. De industrie is het aantal boringen flink gaan terug schroeven, en samen met de kenmerkende snelle productie afname in deze velden zal de stroom schaliegas in de nabije toekomst flink verminderen. Wat daar nog eens boven op komt is de steeds grotere weerstand tegen de enorme schade die deze vorm van boren aanricht en de strengere regelgeving als reactie daar op. Ook de concurrentie met landbouw om toegang tot zoet water in verdrogende delen van de VS zal toenemen: zonder grote hoeveelheden water geen schaliegas.
Veel van de boorploegen uit de schaliegas boom zijn overgestapt op schalie-olie. Zelfde soort formaties, zelfde technologie. Schalie-olie is voor de bedrijven veel interessanter want makkelijker te verkopen en makkelijker te exporteren. Maar ook deze tak van sport is nog erg jong en concentreert zich nu op de sweetspots.
Snelle conclusies
Het IEA trekt naar onze mening zijn conclusies te snel door de huidige trend simpelweg door te trekken naar de toekomst. Ook schalie-olie kent een snelle productie-afname per put. En ook hier gaat het om een productiewijze die inherent veel duurder is als conventionele olie. Wat zich daarbij wreekt is de voorspelling van het IEA dat door de toevloed aan olie de prijs zal zakken. Probleem is echter dat schalie-olie een prijs nodig heeft die zeker boven de 90 dollar per vat blijft. Zakt de prijs daar onder, dan zullen ook hier bedrijven hun verlies nemen en de productie moeten terug schroeven. Meer schalie-olie en een lagere prijs is, voor de langere termijn. Een contradictie. Met daarbij natuurlijk de nuance dat de technologie nog jong is, en dat er naast de VS ook in Rusland en zelfs in Nederland schalie-olie te vinden is.
Terug naar het grote plaatje. Veel ‘peakoilers’ rekenen er op dat, met de huidige stand van zaken, de wereldwijde totale olieproductie gaat afnemen tussen nu en 2020. Afgedwongen door zowel bovengrondse als geologische factoren. En we gaan er verder vanuit dat deze schaarste aan olie in een olieverslaafde wereld tot een hogere olieprijs zal leiden. Inzake conventionele, goedkope en makkelijk winbare olie hebben we daarin al ons gelijk gehaald. Die productie daalt sinds 2005. De olieprijs blijft ondanks een zware economische crisis sinds die tijd erg hoog.
Je kunt rustig stellen dat de hoge olieprijs een plafond zet op de mogelijkheden om uit deze recessie te komen. Evengoed zet het overigens een rem op als maar stijgende olieprijzen. Hogere prijzen leiden tot economische krimp en dus een lagere vraag naar olie. Op deze manier zijn hoge olieprijzen heel sluipend onze economische veerkracht aan het uithollen.
Deze hoge olieprijzen zullen vrij zeker het winnen van schalie-olie en teerzanden stimuleren. We schrapen daarmee de laatste resten uit het olievat. Want hoewel de reserves groot zijn kost winning er van veel geld en energie. Het beeld dat schalieolie velden een even hoge productie per dag kunnen bereiken als het Ghawar veld in Saudie-Arabie is een fatamorgana. Ondertussen stijgt echter de CO2 intensiteit van onze brandstoffen en daalt de netto energie opbrengst. Peakoil betekend niet dat we van ons klimaat probleem af zijn. In tegendeel. Mocht het IEA scenario uitkomen dat veroorzaakt dat 3.6 graden opwarming. 1.6 graden hoger als een veilige leefbare planeet. Iets minder olie dat meer uitstoot veroorzaakt veranderd daar weinig aan.
Onze boodschap aan bedrijven, consumenten en vooral de politiek is dat afkicken van olie een lastig proces gaat zijn dat je niet vroeg genoeg kunt beginnen. Het slecht onderbouwde optimisme van het IEA staat een tijdige reactie op een nieuwe oliecrisis in de weg. Jeremy Legget (oprichter van een industriele denktank over peakoil in Engeland) zei daarover het volgende: ‘It’s a comfortable narrative, and people are desperate to believe comfortable narratives. It has set back the perception of the risk. Dependence on oil and gas will blow up in our face.’