Over muzak en gestrande walvissen
John Stewart is al meer dan dertig jaar actievoerder, met name tegen verkeersoverlast. Hij zag kans een extra landingsbaan voor Heathrow te blokkeren en werd in 2008 door de Independent on Sunday uitgeroepen tot de meest effectieve milieuactivist van het Verenigd Koninkrijk. Wanneer je aan zijn boek ‘Why noise matters’ begint, weet je dus dat zijn doel is een alarmbel te luiden, niet een evenwichtig betoog te houden.
Wat het boek niettemin waardevol maakt, is dat het een breed overzicht schetst over een veld dat nauwelijks als een eenheid gezien wordt. Bovendien maakt hij vanuit zijn oogpunt gehakt van twee ontwikkelingen die andere delen van de milieubeweging nou juist sterk propageren, namelijk zeetransport en windenergie.
Voor walvissen en veel andere zeedieren is geluid namelijk het belangrijkste zintuig. De enorme hoeveelheid lawaai die commerciële scheepvaart, sonar van onderzeeërs en seismisch onderzoek door de olie-industrie veroorzaken leidt tot desoriëntatie op grote schaal.
De hoeveelheid onderzoek op dit vlak is beperkt, want kostbaar in uitvoering, maar vrolijk word je er niet van. Sonars gebruiken pulsen van 230 decibel (een straaljager produceert 120 dB) en eigen onderzoek van de Amerikaanse marine laat zien dat walvissen daar totaal van in de war raken. Er bestaan aanwijzingen dat een van de gevolgen is dat walvissen er te snel door uit de diepzee opstijgen, zodat ze caissonziekte (luchtbellen in het bloed) ontwikkelen. Dat is in veel gevallen dodelijk en leidt tot stranding van complete kuddes. Onderzeeërs zijn echter relatief gering in getal vergeleken met vrachtschepen, waarvan de schroeven ook verstorende bromtonen door de oceanen jagen.