De twee verhalen in het onderwijs

De verhalen van de politici, economen, statistici, ambtenaren en opiniemakers schetsen een beeld dat helemaal niets heeft te maken met leren, maar met leren toetsen maken. Helaas bereiken we daarmee het tegenovergestelde van wat we willen betoogt Jelmer Evers, geschiedenisdocent bij Unic. De examenperiode is een periode van blijdschap en verdriet. Achter elk cijfer zit een persoonlijk verhaal van leerlingen die boven zichzelf zijn uitgestegen of die door bijvoorbeeld persoonlijke omstandigheden het niet hebben gered. Ook dit jaar weer. Dit is de onderwijsrealiteit van mijn leerlingen, degenen waar het om draait. Vorige week heb ik weer afscheid mogen nemen van een lichting die zich op een fantastische manier heeft ontwikkeld. Lief en leed hebben we soms gedeeld. Niet alleen zij hebben veel geleerd en een ontwikkeling doorgemaakt, dat geldt ook voor mij. We spraken dat tijdens en na de diploma uitreiking ook naar elkaar uit. Het was een hele mooie avond en het is een mooie tijd geweest. Wat uiteindelijk echt telt is niet het papiertje maar de persoonlijke en intellectuele ontwikkeling die we allemaal doormaken. Dat is ons verhaal. Aan de andere kant is er het "grote" verhaal van de cijfers en de statistieken. De verhalen van de politici, economen, statistici, ambtenaren en opiniemakers: het niveau holt achteruit, reken- en taal onderwijs klopt van geen kanten, twintig procent van de docenten functioneert niet, grote uitstroom van de academische Pabo. Er moet weer "orde op zaken" worden gesteld in het onderwijs. En laten we al die slappe en slecht opgeleide docenten eens tot de orde roepen. De pers werkt hier aan mee door hierin mee te gaan. Dat docenten niet de ruimte krijgen om goed onderwijs te verzorgen en leerlingen om te leren komt kennelijk niet bij journalisten op.

Door:
Foto: copyright ok. Gecheckt 10-02-2022

Is opleiding de nieuwe verzuiling?

In ons land was de verzuiling lange tijd het meest duidelijke maatschappelijke breukvlak. Bestuurskundige Mark Bovens vraagt zich af in hoeverre er tegenwoordig sprake is van een nieuwe maatschappelijke scheidslijn: die tussen lager en de hoger opgeleiden.

Katholieken, protestanten en seculieren vormden gedurende een groot deel van de vorige eeuw duidelijk te onderscheiden sociale groepen met specifieke waardenpatronen en opvattingen, met eigen scholen, bonden en politieke partijen. Tegenwoordig lijken de scheidslijnen vooral langs opleidingsniveau te liggen. In hoeverre klopt dit en in hoeverre vormen hoger en lager opgeleiden aparte sociale groepen, hebben zij verschillende waardenpatronen en organisaties?

Een halve eeuw geleden, vóór de democratisering van het hoger onderwijs, zou het alleen al om demografische redenen niet zoveel zin hebben om de tegenstelling tussen lager en hoger opgeleiden te onderzoeken, om de eenvoudige reden dat in ons land de groep lager opgeleiden zeer groot en de groep hoger opgeleiden zeer klein was. Bij de Volkstelling van 1960 werden in ons land slechts 85.000 hoger opgeleiden geteld. Dat was nauwelijks één procent van de totale bevolking van veertien jaar en ouder. De overgrote meerderheid van de bevolking, meer dan 95 procent, had alleen lager onderwijs of een paar jaar lager beroepsonderwijs gevolgd. In 2011 waren er volgens het CBS meer dan twee miljoen hbo’ers en ruim één miljoen academici, samen ongeveer 27 procent van de beroepsbevolking. Het aantal lager opgeleiden onder de beroepsbevolking (lagere school, vmbo-diploma of mbo-1) bedroeg vorig jaar ongeveer 3,5 miljoen.

Lezen: Het wereldrijk van het Tweestromenland, door Daan Nijssen

In Het wereldrijk van het Tweestromenland beschrijft Daan Nijssen, die op Sargasso de reeks ‘Verloren Oudheid‘ verzorgde, de geschiedenis van Mesopotamië. Rond 670 v.Chr. hadden de Assyriërs een groot deel van wat we nu het Midden-Oosten noemen verenigd in een wereldrijk, met Mesopotamië als kernland. In 612 v.Chr. brachten de Babyloniërs en de Meden deze grootmacht ten val en kwam onder illustere koningen als Nebukadnessar en Nabonidus het Babylonische Rijk tot bloei.

De grootste bedriegerij in de onderwijsgeschiedenis?

In het onderwijs, maar ook bij het ministerie van OCW, wordt teveel waarde gehecht aan prestaties op de basisvaardigheden taal en rekenen. Sterker nog, over een aantal jaren zou wel eens kunnen blijken dat deze eenzijdige nadruk op (steeds grotere) cognitieve prestaties de grootste oplichterij uit de geschiedenis van het onderwijs is geweest volgens Hartger Wassink, onderzoeker bij de Hogeschool Utrecht.

Het is Tour de France-tijd, en bijna als vanzelfsprekend zijn de vermeende dopingpraktijken van record-Tourwinnaar Lance Armstrong in het nieuws. Ik schreef al eens eerder over hoe we hiervan kunnen leren voor het onderwijs. Greg Lemond, de eerste Amerikaanse Tourwinnaar, omschreef Armstrong, mocht hij schuldig bevonden worden, als ‘the biggest fraud in sports history’.

Laat ik eens een boude uitspraak doen. Ik denk wel eens dat opbrengstgericht werken over een tijdje ‘the biggest fraud in educational history’ zou kunnen zijn. Ho, wacht, voor u nu al geïrriteerd afhaakt: ik zal dit onderbouwen.

Onder ‘opbrengstgericht werken’ versta ik een manier van werken in de school die de nadruk legt op het behalen van (steeds hogere) cognitieve prestaties, vooral op taal en rekenen. Dat uit zich in het basisonderwijs in een toetscircus dat in de wereld z’n weerga niet kent. In het Voortgezet Onderwijs in (onder andere) een maniakale aandacht voor het verschil tussen schoolexamen) en het centraal examen. In het MBO en HBO door het schrappen van vakgericht onderwijs om leerlingen te trainen voor de verplichte taal- en rekentoetsen. Het WO blijft er nog enigszins van verschoond, maar op de wetenschap kom ik zo terug.

Hoe zorg je ervoor dat leerlingen niet blijven zitten?

DATA - Vanochtend sprak Michel Rog van CNV Onderwijs op Radio 1 over een plan om het zittenblijven terug te dringen. In Nederland blijft jaarlijks 5 procent van de leerlingen  zitten  in  het  voortgezet  onderwijs.  Dat  zijn bijna  50.000  op  een  totaal  van  925.000  leerlingen.  Dat kost de staat jaarlijks 350 miljoen euro, zo staat in het persbericht. Internationaal scoort Nederland slecht; er zijn landen waar zittenblijven helemaal niet voorkomt (o.a. Japan, Korea, Noorwegen).

Ik ging op zoek naar een grafiek. Als eerste vond ik een beleidssamenvatting van een onderzoek uit België, met de titel “Zittenblijven in vraag gesteld“. Ook daar is het onderwijs “gewend” om kinderen te laten zitten. Vervolgens las ik een artikel van Ferry Haan in De Volkskrant van vorig jaar: “Blijven zitten is kennelijk heel heel erg“. Hoewel de titel anders doet vermoeden, is hij zelf als docent ook kritisch over nut en noodzaak. Hij geeft bovendien een mooi inkijkje in hoe beslissingen over zittenblijven binnen een school worden genomen; die zijn niet altijd even rationeel.
De Belgische onderzoekers noemden als bron PISA 2009, en toen was de publicatie snel gevonden. De OECD publiceerde in juli 2011 een “PISA in focus” themanummer over zittenblijven, met gegevens uit 2009. En de opmerkelijke conclusie is dat landen waarin kinderen vaak blijven zitten, ook slechter scoren op kwaliteit. Er staat letterlijk: “In landen waar meer kinderen blijven zitten, is de gemiddelde prestatie lager, en heeft sociaal-economische achtergrond een grotere invloed op prestaties dan in landen waar minder kinderen blijven zitten”.

Doe het veilig met NordVPN

Sargasso heeft privacy hoog in het vaandel staan. Nu we allemaal meer dingen online doen is een goede VPN-service belangrijk om je privacy te beschermen. Volgens techsite CNET is NordVPN de meest betrouwbare en veilige VPN-service. De app is makkelijk in gebruik en je kunt tot zes verbindingen tegelijk tot stand brengen. NordVPN kwam bij een speedtest als pijlsnel uit de bus en is dus ook geschikt als je wil gamen, Netflixen of downloaden.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Het kan ook gratis: bezuinigen op ICT

Voor het onderwijs is er nog veel laaghangend fruit als het om bezuinigingen gaat betoogt Rein Bijlsma, docent aan het AOC Groenhorst College en oprichter van de denktank 24/7 onderwijs. Met name ICT wordt daarbij over het hoofd gezien.

Het onderwijs kent momenteel barre tijden, wanneer het gaat om de bekostiging. Eén van de eerste zaken waarop momenteel beknibbeld wordt, is ICT, en daar kunnen genoeg redenen voor aangevoerd worden. Net als bij vele grote ICT-projecten van de overheid worden ook in het onderwijs miljoenen over de balk gesmeten aan hardware- en software-implementaties die vervolgens onwerkbaar blijken door een veelheid aan oorzaken.

Naast het feit dat leverancier en afnemer elkaars taal niet spreken, laat staan begrijpen, speelt ook mee dat veel spullen worden aangeschaft zonder een duidelijke visie op de toepassing en het gebruik. Wanneer iets binnen de school is gehaald, veelal van bovenaf opgelegd, blijken gebruikers -de docenten en de leerlingen/studenten- niet met het materiaal overweg te kunnen of te willen. Gebrek aan tijd en begeleiding speelt daarbij een grote rol.

Aanbieders van soft- en hardware dienen zich dus gedurende deze economische crisis uiterst terughoudend op te stellen en mogelijk zelfs een stapje terug te doen. Je fantastische, onderwijsvernieuwende maar razend dure product is lastig uit te leggen aan een groep docenten waarvan de banen op de tocht staan doordat er teveel is geïnvesteerd in spectaculaire nieuwbouw en dure soft- en hardwareprojecten.

Vorige Volgende