President Obama ligt onder vuur omdat hij op binnenlands gebied te weinig voor elkaar krijgt. Op één punt is die kritiek in ieder geval terecht: burgerrechten.
‘How’s that hopey, changey thing working out for ya’, sneerde de omhooggevallen hockeymom Sarah Palin onlangs richting Obama-aanhangers. De Alaskaanse troela, die normaal geen twee zinnige woorden achter elkaar weet te zetten, verwoordde hiermee haarscherp het onbehagen onder de Obama-aanhangers.
De gezondheidszorg die maar in de mediadraaikolk blijft steken. Wall Street die zich uit iedere poging tot inteugeling wurmt. Obama’s hypotheekplan dat niet werkt. Het onstuitbaar groeiende leger aan werklozen. Het enorme begrotingstekort dat nu toch wel nachtmerrie-achtige proporties begint aan te nemen. En die gematigdheid jegens de Republikeinen; dat begint toch wel een beetje te ruiken naar watjesgedrag.
Obama is inderdaad niet de Messias. En ook al is vooruitgang traag, er is vooruitgang. Gezien de moeilijke positie waar Obama startte, doet hij het lang niet zo slecht.
Behalve op het punt van burgerrechten. Als ergens een breuk met zijn voorganger nodig was, was het daar wel. Obama leek voortvarend te beginnen door direct na zijn inauguratie de sluiting van Guantánamo Bay te gelasten. Ook zijn meer overheidsstukken openbaar gemaakt, wat een frisse verandering leek ten opzichte van Bush en Cheney die zoveel mogelijk geheim probeerden te houden. Maar daarmee houdt het op.