De nieuwe erfzonde
Er was eens een geschiedenis die geen geschiedenis werd. Ik heb het over de nieuwe erfzonde die antisemitisme heet en de historische gruwel die eraan kleeft.
Laten we bij het begin beginnen.
De oudste wortel van de Europese boom die antisemitisme heet, schiet min of meer met de kruisiging van Jezus Christus, zo’n 2000 jaar geleden, de grond in. Het is een magisch moment, waarop de ene erfzonde ongezien overgaat op de andere, ijverig gevoed door de Katholieke Kerk om aan het christenvolk te laten zien dat wie niet aan Christus gelooft een ellendig lot beschoren is.
Eind 19e eeuw beginnen in Europa nieuwe antisemitische wortels te groeien. De ene heet nationalisme, dat joden uitsluit vanwege hun anders-zijn; de andere is de rassentheorie van enkele pseudowetenschappers die zogenaamd wetenschappelijke wegen zoeken om joden op basis van erfelijke kenmerken tot minderwaardige wezens te degraderen. Voor de Europeanen is dan duidelijk waarom joden eeuwenlang onder erbarmelijke omstandigheden leven: ze zijn inferieur, de rassentheorie zegt het.
Niet lang na het aantreden van Hitler als president van Duitsland in 1933, worden tal van anti-joodse maatregelen genomen. Met de Neurenbergerwetten uit 1935 verliezen ze al hun burgerrechten, Duitsland moet volledig worden ‘ontjood’. En dan schiet een joodse jongen, waarschijnlijk uit woede en wanhoop over het nieuws dat zijn in Duitsland woonachtige familie naar Polen wordt gedeporteerd, een Duitse diplomaat neer. Het gebeurt op klaarlichte dag, 7 november 1938, te Parijs. En vormt de opmaat naar de grootste pogrom uit de wereldgeschiedenis. Naziminister Goebbels verspreidt de leuze dat niet een enkel individu voor de moord op de diplomaat verantwoordelijk is, maar het gehele Jodendom. Twee dagen later breekt in Berlijnse straten de hel los. Joden worden in elkaar geslagen en hun winkels vernield. Hitler laat in een toespraak weten dat het ‘Joodse ras’ in de komende oorlog vernietigd zal worden. Dat gebeurt bijna.