Vrijheid versus gevoeligheid

Na de moord op de Franse docent Samuel Paty zijn veel docenten voorzichtiger geworden met lessen over de islam. Paty had de woede van extremisten opgeroepen omdat hij in een les over vrijheid van meningsuiting Mohammed-cartoons uit het satirische blad Charlie Hebdo had laten zien. Deze zaak, waarvoor onlangs nog zes tieners zijn veroordeeld, was voor Stine Jensen aanleiding om de podcast 'De Cartooncrisis' te maken over hedendaagse beperkingen op de vrijheid van meningsuiting, in de onderwijs en daarbuiten. Moeten we ons vaker inhouden bij gevoelig liggende onderwerpen? Of wordt de vrijheid ten onrechte opgeofferd aan een al te ruim begrip van kwetsbaarheid? Het lijkt wel alsof mensen de laatste jaren gevoeliger zijn geworden voor het vrije woord. Waarom wordt er zo heftig gereageerd op uitspraken of beelden die gevoeld worden als belediging? Hoever moet je gaan om te voorkomen dat je mensen kwetst? Uit de Verenigde Staten is het idee overgewaaid van de 'trigger warning', toehoorders van lezingen of lessen waarschuwen dat er iets komt dat hen mogelijk raakt. Ben je altijd 'fout' als je iemand kwetst? Gekwetste gevoelens zijn subjectief. Je kunt er uit fatsoensoverwegingen van af zien om woorden of beelden te gebruiken die anderen kunnen kwetsen. Doelbewust beledigen hoort niet. Maar mag je anderen de vrijheid van meningsuiting ontnemen ter bescherming van je eigen gevoeligheden? Zelfcensuur In de podcast van Stine Jensen wordt de link gelegd met bewust beleefde groepsidentiteiten. De grotere gevoeligheid voor mogelijk kwetsende uitingen kan te maken hebben met sterke bindingen met gelijken qua religie, kleur, etniciteit of gender. Bespotting van de groep wordt persoonlijk opgevat. En leidt vervolgens weer tot een sterkere binding en grotere gevoeligheid voor als belediging ervaren uitingen. We zien dan dat waar deze gevoeligheden aan de oppervlakte komen anderen zich geroepen voelen om voorzichtiger te zijn in hun uitingen. Zelfcensuur is ook een beperking van de uitingsvrijheid. Sommige docenten vinden het beter om cartoons die een schok kunnen veroorzaken niet te tonen, of alleen te omschrijven als dat nodig zou zijn. Een cartoon is een satirische, spottende uitvergroting van de werkelijkheid. Zo'n tekening kan maar al te gemakkelijk als kwetsend worden opgevat door degenen die zich positief identificeren met de persoon of de zaak die wordt bespot. Maar cartoons zijn ook altijd voor meerdere interpretaties vatbaar. Je kunt er stereotypen in zien en vrezen dat verspreiding van de cartoon deze stereotypen verder aanwakkert. Maar cartoons kunnen je ook confronteren met je eigen vastgeroeste denkbeelden. De dubbele gevoelens die een cartoon kan oproepen zou eerder aanleiding moeten zijn voor een gesprek dan voor een demonstratief protest, het cancelen van de tekenaar of een publicatieverbod. Maar spreken over gevoelig liggende uitingen doen we niet meer. Ik denk dat daar het grootste probleem ligt. Er is weinig ruimte meer voor context en er wordt weinig tijd genomen voor reflectie en discussie. Gekwetste gevoelens zijn een bron van ophef. En ophef genereert aandacht waar met name de sociale media van leven. Daar zijn de algoritmes op ingesteld. Niet op onderling respect, afweging van argumenten, verschillende perspectieven. Zo wint de subjectieve gekwetstheid het van de vrije uitwisseling van standpunten. Het lijkt alsof de uitingsvrijheid een waarde is geworden van het tweede garnituur. Eerst respect voor mijn gekwetste gevoelens, dan praten we verder over de vrijheid van meningsuiting. [overgenomen van Free Flow of Information]

Foto: Frederick Dennstedt (cc)

Grenzen trekken

COLUMN - Het blijft lastig, als het om de uitingsvrijheid gaat.

Ian Buruma, de onfortuinlijke hoofdredacteur van de The New York Review of Books, zag zich al na korte tijd gedwongen ontslag te nemen nadat hij een artikel had geplaatst van een man die beschreef hoe hij door een #MeToo affaire plots als paria werd behandeld. Voor veel lezers bleek het een brug te ver om deze paria een podium te geven. Bij zijn aftreden schreef Buruma een commentaar en daarin maakte hij het onderscheid tussen insult (belediging) en offense (aanstoot).

Het eerste is bewust, het tweede afhankelijk van de ontvanger. ‘Aanstoot wordt genomen, belediging uitgedeeld.’ Aanstoot geven moet kunnen, beledigen is een moedwillige poging om iemand kwaad te doen en dat gaat volgens Buruma over de grens. Coen van de Ven schrijft er over in De Groene.  Hij levert terecht kritiek op het besluit van de The New York Times om, na alle ophef over een spotprent van Trump met een keppeltje achter een blindengeleidehond met davidster die de Israëlische premier Netanyahu moet voorstellen, nu maar helemaal geen cartoons meer te plaatsen. Redactionele luiheid, vindt hij. Cartoons moeten het hebben van scherpte, ze zullen altijd wel bij iemand voor aanstoot zorgen. En hij citeert cartoonist Joep Bertrams: ‘Door volledig te stoppen met het genre zeg je eigenlijk: ik heb geen zin in dat gehannes’.

Lezen: Het wereldrijk van het Tweestromenland, door Daan Nijssen

In Het wereldrijk van het Tweestromenland beschrijft Daan Nijssen, die op Sargasso de reeks ‘Verloren Oudheid‘ verzorgde, de geschiedenis van Mesopotamië. Rond 670 v.Chr. hadden de Assyriërs een groot deel van wat we nu het Midden-Oosten noemen verenigd in een wereldrijk, met Mesopotamië als kernland. In 612 v.Chr. brachten de Babyloniërs en de Meden deze grootmacht ten val en kwam onder illustere koningen als Nebukadnessar en Nabonidus het Babylonische Rijk tot bloei.

Foto: Emmanuel Huybrechts (cc)

Groepsbelediging

OPINIE - Natuurlijk moet het OM onderzoeken of Geert Wilders vervolgd moet worden voor het beruchte ‘minder, minder’-spreekkoor. En natuurlijk spint hij daar garen bij, wat de uitslag van onderzoek en eventuele vervolging ook zal zijn. Alles wat tegen Geert Wilders ondernomen wordt, is koren op zijn molen die immers draait op zijn slachtofferschap en op de vermeende onderdrukking van de “volkswil”.

Echter, iedereen heeft zich aan de wet te houden en Geert Wilders is daarop net zo min een uitzondering als de gemiddelde scooterjongere. Als die wet je niet bevalt, dan kun je als landelijke politieke partij voorstellen om hem aan te laten passen – in dat opzicht heb je een behoorlijke voorsprong op scooterjongeren. Alleen moet je dat voordeel wel benutten. De boel laten verslonzen en vervolgens janken over vervolging is niet erg sterk.

Maar moeten die wetten, artikelen 137c en -d, eigenlijk wel worden afgeschaft? Juist deze artikelen beschermen nog altijd vooral de Joden in Nederland, en het waren dan ook de steeds vaker onder vuur liggende Joden voor wie in 1934 de eerste Nederlandse wet tegen groepsbelediging werd aangenomen (pdf):

137c
 
Naast dat het opmerkelijk is dat een partij die zich zo verbonden zegt te voelen met Joden en Israël precies dit wetsartikel om zeep wil helpen: is het niet een teken aan de wand? Dit was de wet waarmee men in 1934 de vrijheid van meningsuiting van Nederlandse aanhangers van het nationaal-socialisme wilde censureren. En verdomd, als je op bovenstaande link klikt, lijkt het wel alsof je op de Facebookpagina van een of ander zwakzinnig vlagwapperend pro-Wildersclubje bent beland:

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Immuniteit, vrijheid van meningsuiting & groepsbelediging

Scheiding der machten (foto: flickr/h.koppdelaney)Tijdens de formatie wilden de VVD en de PVV de vrijheid van meningsuiting uitbreiden. Voor politici die deelnemen aan het maatschappelijk debat moest er een uitzondering komen voor het verbod op groepsbelediging. Minderheden reageren geschokt. Er worden vergelijkingen met Berlusconi getrokken omdat deze net als de PVV ook geprobeerd heeft om vervolging tegen zichzelf stop te zetten. Immers Wilders wordt ook vervolgd voor groepsbelediging.

Ik kan om twee redenen wel iets zien in dit voorstel, alhoewel ik gezien de Nederlandse situatie wetgeving hierover overbodig vind. Ten eerste, ik geloof in scheiding der machten. Dat betekent dat kamerleden geen uitspraken mogen doen over zaken die onder de rechter liggen. Waarom zou niet evenzeer moeten gelden dat rechters zich niet bemoeien met een politiek debat? Is het niet evenzeer onwenselijk als in het proces dat iets legaal wordt gemaakt, rechters mensen vervolgen voor het zeggen dat dat legaal wordt gemaakt. Als een politicus in een maatschappelijk debat over zeg, de monarchie, beledigende dingen zegt over ons Staatshoofd, zou het dan niet onwenselijk zijn als hij daarvoor vervolgd wordt? Immers hoe kan je de maatschappelijke situatie anders veranderen? Ten tweede, het OM, is gelukkig relatief onafhankelijk, maar een minister kan sturend optreden, ook in specifieke zaken. Zou het niet zeer onwenselijk zijn als een minister van een bepaalde partij een politicus van een andere partij zou kunnen uitschakelen voor uitspraken waar hij het niet mee eens is? Volgens mij betekent scheiding der machten dus dat juist de vrijheid van politici in het maatschappelijke debat bijzonder bescherming van juridische vervolging verdient.

Het gaat hier specifiek om groepsbelediging. Halsema sprak recent over het onderscheid tussen belediging en vernedering: “vernedering is niet hetzelfde als belediging, als het lasteren van God of het hard bekritiseren van heilige boeken. Bij belediging komt de staat wat mij betreft geen taak toe. Vernedering betekent dat mensen vervolgd worden om hun geloof of gediscrimineerd worden bijvoorbeeld op de arbeidsmarkt of in het onderwijs.” Ik denk dat ze hierin gelijk heeft: er staan in ons wetboek van Strafrecht te veel, al dan niet slapende, artikelen die over belediging gaan, van het staatshoofd, van het staatshoofd van een ander land, van het openbaar gezag en dan natuurlijk nog godslastering en groepsbelediging. Ik denk dat als ik Halsema volg er onderscheid gemaakt moet worden tussen spreken en (het oproepen tot) handelen. Mensen mogen niet vervolgd of achtergesteld worden vanwege hun geloof of opvattingen, maar je mag wel over hen spreken, zoals je wilt. Aanzetten tot geweld is natuurlijk uit den boze, maar beledigen is heel wat anders. Het mes snijdt aan twee kanten: als je wilt dat mensen niet vervolgd mogen worden voor hun religieuze opvattingen, mogen mensen dan wel vervolgd worden voor hun discriminatoire opvattingen?

Lezen: Venus in het gras, door Christian Jongeneel

Op een vroege zomerochtend loopt de negentienjarige Simone naakt weg van haar vaders boerderij. Ze overtuigt een passerende automobiliste ervan om haar mee te nemen naar een afgelegen vakantiehuis in het zuiden van Frankrijk. Daar ontwikkelt zich een fragiele verstandhouding tussen de twee vrouwen.

Wat een fijne roman is Venus in het gras! Nog nooit kon ik zoveel scènes tijdens het lezen bijna ruiken: de Franse tuin vol kruiden, de schapen in de stal, het versgemaaide gras. – Ionica Smeets, voorzitter Libris Literatuurprijs 2020.

Lezen: Mohammed, door Marcel Hulspas

Wie was Mohammed? Wat dreef hem? In deze vlot geschreven biografie beschrijft Marcel Hulspas de carrière van de de Profeet Mohammed. Hoe hij uitgroeide van een eenvoudige lokale ‘waarschuwer’ die de Mekkanen opriep om terug te keren tot het ware geloof, tot een man die zichzelf beschouwde als de nieuwste door God gezonden profeet, vergelijkbaar met Mozes, Jesaja en Jezus.

Mohammed moest Mekka verlaten maar slaagde erin een machtige stammencoalitie bijeen te brengen die, geïnspireerd door het geloof in de ene God (en zijn Profeet) westelijk Arabië veroverde. En na zijn dood stroomden de Arabische legers oost- en noordwaarts, en schiepen een nieuw wereldrijk.