Glasgow kan premierschap Brown nekken
Hoewel ik voor geen goud het Britse politieke stelsel van kiesdistricten zou willen hebben, heeft het ontegenzeggelijk voordelen. Één ervan is dat het zelden saai wordt, doordat de periode tussen twee nationale verkiezingen vaak wordt onderbroken door spannende tussentijdse verkiezingen (als er voor wat voor reden dan ook een parlementslid opstapt en dus in zijn kiesdistrict op nieuw gestemd moet worden), die als graadmeter voor de politieke verhoudingen kunnen dienen.
De laatste paar tussentijdse verkiezingen waren weinig succesvol voor de regerende Labourpartij. In mei verloor Labour het voorheen als volstrekt veilig geachte Crewe and Nantwitch, waarschijnlijk vooral vanwege de zeer impopulaire Labour-regering en vooral de persoon van premier Gordon Brown.
Een tweede nekslag kwam bij de verkiezing in Henley, die ontstond doordat Boris Johnson werd verkozen tot burgemeester van Londen. Weliswaar was een conservatieve overwinning hier zeer waarschijnlijk, maar de Labour-kandidaat kwam op een vernederende vijfde plaats, nog na de kandidaten van de Groenen en de extreem-rechtse British National Party.
Deze verliezen zorgen voor gerommel in de rangen van Labour. Aan de stoel van Brown zou al worden gezaagd, onder andere door de oude “Blairites” binnen Labour, die Brown nooit hebben kunnen velen. De jeugdige David Miliband zou dan het Labour-leiderschap èn de premierpost op zich kunnen nemen en zo een vernieuwd Labour in 2010 naar een verkiezingszege kunnen leiden.