COLUMN - Net terug van een paar dagen Rome (niet voor het eerst). Druk programma. Veel gezien (zoals gewoonlijk).
Toevallig begonnen bij een museum over de Etrusken. Vol met sarcofagen, grafgiften en gerestaureerde tombes.
Dan natuurlijk de Romeinen. Voorafgaand aan de keizertijd, zag het hiernamaals in hun beleving er weinig florissant uit: grijs, grauw, een plaats vol schimmen. Onsterfelijkheid werd nagestreefd – met name door de grote mannen – door te worden herinnerd. Het gevolg? Grootse grafmonumenten en natuurgetrouw gebeeldhouwde bustes voor het nageslacht.
Daarna het Colosseum: de hogere klassen konden zo’n tweeënhalve meter boven de arena zien hoe dieren (’s ochtends), veroordeelde misdadigers (als lunchintermezzo) en gladiatoren (’s middags) massaal werden afgeslacht. Het klootjesvolk zat verder van de actie vandaan, maar genoot met volle teugen mee.
De Romeinen waren geobsedeerd door de dood.
Volgende stop: het Vaticaans Museum. Afgezien van zijn uitgebreide collectie Etruskische en Romeinse overblijfselen, bezit het museum een kleine, maar bepaald niet onaardige collectie Egyptische voorwerpen, gedomineerd door… sarcofagen, grafgiften en mummies.
Aansluitend de Sint Pieter. Een – zowel qua afmetingen als esthetiek – monsterlijk monument gewijd aan de dood. Of, voor de gelovigen onder ons, de christelijke overwinning op de dood.