Wie vindt dat de regering te wankelmoedig, te laat en te onduidelijk is met haar maatregelen tegen de corona pandemie, kreeg gisteren gelijk van de rechter.
Het instellen van de avondklok is onrechtmatig omdat het is gebaseerd op de Wbbbg (Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag). Dat kan niet, aldus de rechter, omdat die wet van toepassing is op calamiteiten die plotseling optreden en waarbij acuut actie nodig is. Als voorbeeld is een dijkdoorbraak gegeven.
Nog los van het feit dat we al tot tweemaal toe een dijkdoorbraak hadden en een derde aanstaande is, laat de uitspraak zien waar de regering in tekort is geschoten. Het draait daarbij om het begrip ‘spoedeisendheid’.
Die spoedeisendheid was er volgens de rechter niet. Dat zou blijken uit “het feit dat er vóór de invoering van de avondklok al vaker over de mogelijkheid van een avondklok was gesproken” als “een van vele mogelijke opties” ter bestrijding van de pandemie.
De Wbbbg is bedoeld voor acute noodsituaties, waarbij maatregelen echt geen enkel uitstel kunnen dulden, dus kan het geen herhalend onderwerp van gesprek zijn. Dat wordt ook nog eens duidelijk gemaakt omdat er ruimte was “om voorafgaand aan de inwerkingstelling van artikel 8 Wbbbg een spoeddebat in de Tweede Kamer te houden”. Als daar tijd voor is, kan er geen sprake zijn “van een daadwerkelijke spoedsituatie als bedoeld in de Wbbbg.”
Hier verwijst de rechter ook naar het advies van de Raad van State (1 februari 2021, naar aanleiding van het wetsvoorstel Voortduringswet), die er op wees “dat het vooraf betrekken van de Tweede Kamer middels een spoeddebat niet rijmt met de gestelde urgentie en dat onduidelijk is waarom in dit geval is gekozen voor de Wbbbg, in plaats van een mogelijke route via aanpassing van de Tijdelijke wet maatregelen Covid-19.”
De voorzieningenrechter oordeelde ook dat het van belang is “dat de Staat goed motiveert waarom een bepaalde maatregel onvermijdelijk is.” De rechter weegt in het oordeel mee dat “de pandemie al bijna een jaar duurt en erkend is dat de druk op de zorg momenteel minder groot is dan eerder het geval is geweest. Ook toen de zorg eerder op maximale capaciteit draaide is een avondklok niet noodzakelijk geacht.”
Nalatigheid 1: Bij de eerste golf (maart – juni) geen avondklok, bij de tweede golf (na de zomervakantie) geen avondklok. Nalatigheid 2: Het advies van de Raad van State voor een betere juridische onderbouwing voor de avondklok te zorgen, werd niet opgevolgd. Dat breekt het kabinet nu dus op.
Wie nu juicht dat deze uitspraak betekent dat de viruswaanzin-activisten wel vaker gelijk zullen hebben, moet de uitspraak nog eens goed doorlezen. De voorzieningenrechter stelde ook dat “voor zover Viruswaarheid c.s. menen dat er geen enkele reden is voor zorg over het virus en de Staat (en de rest van de wereld, inclusief de WHO) zich ten onrechte zorgen maken, gaat de voorzieningenrechter daaraan voorbij. De Staat heeft al eerder, en ook nu weer, voldoende onderbouwd dat er sprake is van een situatie die grote zorgen baart en noopt tot moeilijke keuzes.”