Cicero (2): Filosofisch winkelen

Tweede deel van een vijfdelige reeks over de wijze waarop de Romeinse senator Cicero de Griekse filosofie voor zijn landgenoten ontsloot.  Cicero tegen Epicurus Hoewel hij zich niet expliciet voor of tegen een filosofische stroming uitspreekt, heeft Cicero duidelijk zijn voorkeuren, en vooral op het epicurisme heeft hij veel kritiek. Door het genot centraal te stellen maakt Epikouros volgens Cicero de fout het schone en de deugd tot onderdanen te maken van de zinnelijkheid. Bij monde van de stoïcijnen maakt Cicero het epicurische geloof in het toeval belachelijk. Het idee dat alles puur toevallig zou zijn ontstaan, tart volgens hem iedere logica en waarneming. Hij verwijst naar het Romeins-stoïcijnse natuurwetenschappelijke wereldbeeld: die prachtige samenhang van vijf verschillende elementen die zich naar elkaar ordenen, dat kan toch niet zomaar toevallig zijn ontstaan? Feitelijk gebruikt Cicero hier dezelfde argumenten als de voorstanders van het huidige ‘intelligent design’: de stroming die uitgaat van een schepping, en die een wetenschappelijk bewijs voor het bestaan van god afleidt uit de werking ervan. Ook Cicero gebruikte dit argument als godsbewijs, maar hij doelde hiermee natuurlijk niet op de christelijke god, maar op de stoïcijnse. Als politicus en dus openbaar persoon kon Cicero ook al niet veel met Epikouros. Spottend schrijft Cicero dat hij voor de epicuristen hoopt dat ze er niet in slagen alle deugdzame mensen over te halen een teruggetrokken leven te leiden. Als de politiek volledig overgelaten wordt aan mensen die er niets van begrijpen, zal het immers snel gedaan zijn met de rust van de epicurese tuinen. Pro Stoa Cicero neigt veel meer naar de leer van de stoïcijnen. In een korte verhandeling over de ouderdom beschrijft hij de verschillende levensfasen als gelijkwaardig en roemt hij de ouderdom om zijn eigen kwaliteiten. De goden, zo vertelt hij in deze tekst, zijn te beschouwen als symbolen van natuurlijke krachten. De verering daarvan heeft zeker nut. We moeten zulke zaken namelijk accepteren zoals ze zijn. Dat is de levenswijsheid die Cicero ter harte neemt van de stoïcijnen, en de verering van de goden is daarvan de symbolische uitingsvorm. Net zoals de stoïcijnen beweerden, voldoet een deugdzaam mens ook volgens Cicero aan zijn plicht in het grotere geheel. Hij neemt deel aan de samenleving, toont zich betrokken bij staatszaken, en eerbiedigt de tradities en de loop der dingen. En hier verbindt hij de stoïcijnse gedachte met Rome zelf, het overkoepelende politieke geheel van dat moment. Cicero beschouwt het als een volkomen natuurlijke taak om de stad waar hij uit voortkomt te dienen. En uiteraard regeert deze formidabele stad de wereld. Sommige zaken moet je als stoïcijn nu eenmaal accepteren zoals zij zijn. Deze reeks is gebaseerd op het boek De wereld vóór God van Kees Alders. Het boek biedt een introductie tot de filosofische stromingen van de oude wereld en is hier te bestellen.

Door: Foto: Bron: Livius.org
Foto: Bron: Livius.org

De vroege Stoa (3): De weg naar geluk

Tijdens het Hellenisme kregen de Academie van Plato en de Peripatetische school van Aristoteles gezelschap van nieuwe filosofische stromingen, zoals het Cynisme, de Cyreense School en het Epicurisme. De bekendste was de Stoa. 

Zenon van Kition was behalve stoïcijn ook asceet. Net als de cynici leefde hij eenvoudig. Hij was echter minder provocatief dan de cynici en had een meer conformistisch karakter. Ook hield hij er niet van de aandacht te trekken, of zich te omgeven met veel mensen. In die zin lijkt hij op Epikouros.

Alles ligt van tevoren vast

Op theoretische gronden verschilt hij echter sterk van de epicuristen. De verwerping van het (epicurese) geloof in toeval is fundamenteel voor het stoïcijnse deterministische geloof. Dat alles van tevoren vastligt, staat aan de basis van de stoïcijnse opvatting dat de mens fundamenteel verbonden is met de wereld waarin hij leeft.

Alles wat gebeurt, heeft invloed op ons leven, en ons leven heeft invloed op alles wat gebeurt. Haal één radertje uit het systeem, en het is niet meer hetzelfde. Wij zijn als mensen deel van het geheel, onlosmakelijk verbonden met de hele kosmos, die naar redelijke wetten luistert.

Het is volgens Zenon dan ook allerminst toevallig dat wij mensen begiftigd zijn met de capaciteit die logische rede van de kosmos te begrijpen. We maken er immers deel van uit. Zodoende hebben wij mensen het natuurlijke vermogen om de natuurwetten te doorgronden en ons daarnaar te richten. De menselijke logica als natuurgegeven.

Lezen: Venus in het gras, door Christian Jongeneel

Op een vroege zomerochtend loopt de negentienjarige Simone naakt weg van haar vaders boerderij. Ze overtuigt een passerende automobiliste ervan om haar mee te nemen naar een afgelegen vakantiehuis in het zuiden van Frankrijk. Daar ontwikkelt zich een fragiele verstandhouding tussen de twee vrouwen.

Wat een fijne roman is Venus in het gras! Nog nooit kon ik zoveel scènes tijdens het lezen bijna ruiken: de Franse tuin vol kruiden, de schapen in de stal, het versgemaaide gras. – Ionica Smeets, voorzitter Libris Literatuurprijs 2020.

Lezen: Mohammed, door Marcel Hulspas

Wie was Mohammed? Wat dreef hem? In deze vlot geschreven biografie beschrijft Marcel Hulspas de carrière van de de Profeet Mohammed. Hoe hij uitgroeide van een eenvoudige lokale ‘waarschuwer’ die de Mekkanen opriep om terug te keren tot het ware geloof, tot een man die zichzelf beschouwde als de nieuwste door God gezonden profeet, vergelijkbaar met Mozes, Jesaja en Jezus.

Mohammed moest Mekka verlaten maar slaagde erin een machtige stammencoalitie bijeen te brengen die, geïnspireerd door het geloof in de ene God (en zijn Profeet) westelijk Arabië veroverde. En na zijn dood stroomden de Arabische legers oost- en noordwaarts, en schiepen een nieuw wereldrijk.

Lezen: Het wereldrijk van het Tweestromenland, door Daan Nijssen

In Het wereldrijk van het Tweestromenland beschrijft Daan Nijssen, die op Sargasso de reeks ‘Verloren Oudheid‘ verzorgde, de geschiedenis van Mesopotamië. Rond 670 v.Chr. hadden de Assyriërs een groot deel van wat we nu het Midden-Oosten noemen verenigd in een wereldrijk, met Mesopotamië als kernland. In 612 v.Chr. brachten de Babyloniërs en de Meden deze grootmacht ten val en kwam onder illustere koningen als Nebukadnessar en Nabonidus het Babylonische Rijk tot bloei.