Steeds meer politici en belangenverenigingen roepen om een ‘nationaal herstelplan’. Dit suggereert dat de huidige crisis plotseling zaken heeft geschaad die ook gemakkelijk hersteld kunnen worden. Koen Frenken (hoogleraar Innovation Studies aan het Copernicus Institute of Sustainable Development van de Universiteit Utrecht) ziet dat anders: het zijn vooral structurele ongelijkheden die door de coronacrisis groter werden. Om die aan te pakken zijn geen herstelplannen, maar hervormingen nodig.
De eerste ongelijkheid die door de crisis sterk toenam, is de scheefgroei op de arbeidsmarkt tussen vast en flex: een afnemend aandeel van vast heeft een grote mate van zekerheid van werk, inkomen en pensioen, terwijl een toenemend aandeel van flex een onzeker bestaan kent. Deze scheidslijn is niet enkel economisch, maar ook sociaal, omdat flex veel vaker voorkomt onder vrouwen, migranten en laagopgeleiden. Het is duidelijk dat juist in de flex-groep de zekerheid van werk en inkomen sterk is afgenomen tijdens de crisis, en dat de steunmaatregelen voor deze groep niet altijd soelaas bieden.
Door onlineplatformen en vastgoed groeien verschillen
De tweede ongelijkheid betreft het grootbedrijf en kleine ondernemers. Een kleine groep van platformbedrijven (Microsoft, Amazon, Uber) groeide de afgelopen decennia sterk in omvang en winstgevendheid, zonder belasting af te dragen in de landen waar ze actief zijn. Daarmee samenhangend werd een steeds grotere groep van kleine bedrijven en zelfstandigen (in retail, reisbranche, taxi, media, uitgeverij) afhankelijk van deze platformen, met dalende inkomsten (en lonen) van dien. Daarnaast heeft de concentratie van vermogen uit vastgoed bij een klein deel van de bevolking jonge woningzoekenden sterk op afstand gezet en de tweedeling in steden (tussen wijken) en in het land (tussen Randstad en krimpgebieden) versterkt.