Het is een koude en winderige dag in Washington D.C., 20 januari 2009. Een lange, zwarte man in een grijze, statige winterjas zwaait naar het publiek dat in groten getale is komen opdagen. Het belooft een historische dag te worden in de geschiedenis van de Verenigde Staten. Vandaag wordt voor het eerst iemand van Afrikaans-Amerikaanse afkomst ingehuldigd als president, fluistert een opgetogen vrouw haar dochtertje in, die staat te huiveren van de kou.
Haar fel gekleurde winterjas wappert in de gure januariwind van de Amerikaanse hoofdstad. De moeder kan het bijna niet geloven. Een paar dagen na Martin Luther King Day staat hij hier, op de trappen van het kraakwitte Capitool: de eerste zwarte president van de Verenigde Staten. Een grote traan biggelt langs haar wang naar beneden. Overweldigd door het moment en de voelbare vibraties onder de zwarte gemeenschap die zich om hem heen verzameld heeft, denkt ze terug aan het moment dat, in het begin van 2007, Barack Obama bekendmaakte zich kandidaat te stellen.
Om zich heen ziet ze allerlei soorten mensen: jong en oud, zwart, latino, aziatisch en blank, arm en rijk. De vrouw denkt terug aan het moment dat ze foldertjes stond uit te delen in een voorstad van Dallas, Texas. Hillary Clinton had nog een laatste stuiptrekking vertoond, met een in haar ogen vals televisiespotje waarin Obama’s gebrek aan buitenlandse ervaring op de korrel werd genomen. ‘Het ging toch zeker om beoordelingsvermogen’, dacht ze verbeten. Al snel verdween haar irritatie toen ze naar de rijzige gestalte in de verte voor het Capitool keek.