De valkuilen van ons denken

De Nijmeegse emeritus hoogleraar Wetenschapsfilosofie Ton Derksen publiceerde al verschillende boeken over gerechtelijke dwalingen. Het meest bekend is de zaak Lucia de B., de verpleegkundige die na een veroordeling voor vijfvoudige moord en poging tot moord werd vrijgesproken. Nu heeft Derksen in het boek Waarheidsvinding een aantal valkuilen voor foute conclusies van politierechercheurs en het OM samengevat. Opmerkelijk is dat Derksen al direct in de inleiding afstand neemt van de titel van zijn boek. Maar daar heeft hij zijn reden voor. ‘Waarheidsvinding is een misleidend woord’, schrijft Derksen. ‘Het suggereert dat de waarheid gevonden wordt. Rechters, politici en journalisten en wetenschappers zijn echter in de eerste plaats waarheidszoekers. Wanneer ze zich niet bewust zijn van de denkinstincten, van de natuurlijke eerste reacties van ons brein, en daarmee zich niet bewust zijn van de valkuilen die denkinstincten met zich meebrengen, dan kan het met de waarheidsvinding goed misgaan’. Er zijn nogal wat valkuilen die waarheidszoekers op het verkeerde pad brengen. Derksen waarschuwt nadrukkelijk voor de verleiding van passend bewijsmateriaal. We verliezen al snel onze kritische houding als we denken voldoende belastend materiaal gevonden te hebben. Noodzakelijk is te werken met alternatieve scenario’s. Confrontatie van aanwijzingen voor verschillende scenario’s moet aanwijzen welk scenario het dichtst bij de waarheid komt. Aan de hand van onder andere de zaak-Louwes (Deventer moordzaak) laat hij zien hoe het ontbreken van een alternatief scenario de betrokken rechercheurs heeft misleid. De fouten die gemaakt worden zijn niet direct te wijten aan een gebrek aan integriteit van de onderzoekers (ook al kan dat in bepaalde gevallen wel meespelen). Het gaat veel meer over de beperkingen van onze cognitieve vermogens. Derksen citeert onder andere de onderzoeksresultaten van Tversky en Kahneman die lieten zien dat mensen in het dagelijkse denken gebruiken wat snel beschikbaar is zonder verder te kijken. Informatie wordt beoordeeld vanuit een al bestaande mindset. We kennen de confirmation bias, de neiging om datgene wat past bij een al eerder ingenomen standpunt, kritiekloos over te nemen. De overtuiging dat een verdachte schuldig is verhindert onderzoek naar ontlastende informatie. Derksen vindt eigenlijk dat het onschuldscenario leidend zou moeten zijn bij strafrechtelijk onderzoek. Een andere valkuil is het primacy effect. Bewijsmateriaal dat ons eerder bereikt heeft een grotere invloed op onze overtuiging, zoals uit veelvuldig onderzoek naar gerechtelijke dwalingen blijkt. Derksen onderbouwt zijn betoog ook op dit punt vooral met Amerikaans onderzoek. Hij veronderstelt dat Nederland niet zoveel anders laat zien als het om valkuilen in de recherche en rechtspraak gaat. Maar het bewijs daarvoor ontbreekt. Laat Derksen zich ook wat al te gemakkelijk verleiden tot in zijn betoog passende conclusies? Waarheidsvinding is een pleidooi om verder te denken dan wat het eerst in je opkomt, wat ‘voor de hand ligt’, wat ‘geen toeval kan zijn’. Het is ook een waarschuwing voor de gebreken in onze waarneming. Wat zien we, wat zien we niet? Hoe betrouwbaar zijn getuigen van een misdaad? Veel strafrechtelijke procedures lopen maanden, zo geen jaren. Hoe betrouwbaar zijn getuigen die pas na maanden wordt gevraagd wat ze gezien hebben? Zo laat Derksen vele valkuilen zien in het strafproces die gebaseerd zijn op de werking van ons helaas beperkte cognitieve vermogen. Hij eindigt zijn boek met de gedetailleerde bespreking van de zaak Olaf Hamers, een vrachtwagenchauffeur die volgens Derksen ten onrechte voor moord op een autohandelaar en zijn vrouw is veroordeeld. Het ontbreken van een alternatief scenario speelde daarbij een belangrijke rol. Toen Hamers, die op de plek en het tijdstip van de moord aanwezig was, zich pas na drie dagen meldde bij de politie waren de mindset ‘schuldig’ en het primacy effect volledig operatief. Er werd niet verder gezocht. Derksen heeft tevergeefs gewezen op punten die over het hoofd zijn gezien. Zo’n uitgebreide analyse van de vervolging van een misdaad is interessant voor liefhebbers van crime series. Maar het daarachter liggende verhaal over de beperkingen van ons brein en allerlei psychische mechanismen die onze waarneming en ons oordeel kunnen beïnvloeden heeft een veel verder strekkende betekenis. Derksen confronteert ons aan de hand van gerechtelijke dwalingen met onze cognitieve beperkingen. Zijn boek is een oproep aan iedereen, niet alleen aan politieagenten, rechercheurs en rechters, om in alle omstandigheden alert te blijven op de denkfouten die we kunnen maken en die elke onderzoeker kunnen verleiden tot valse conclusies. Ton Derksen, Waarheidsvinding. Uitgeverij Noordboek, € 24,90  

Foto: Gemaakt met DALL·E thinking fast and thinking slow

Chatbot kan niet langzaam denken

Het menselijk gedruis over tekst producerende kunstmatige intelligentie zal nog wel even voortduren. ChatGPT hielp me begin deze maand een artikel schrijven dat volgens sommigen behoorde tot het beste dat ik ooit schreef. Sindsdien ben ik ermee blijven experimenteren – vaak nog verbaasd over wat het systeem ineens bleek te kunnen bedenken, maar gaandeweg toch ook steeds meer vertrouwd met de beperkingen: de doodsheid van het geproduceerde proza (of van de geproduceerde plaatjes), de weigering om er ooit iets bij te leren.

Bijna 25 jaar geleden schreef ik een stuk, ‘grandeur en misère van de computertaalwetenschap‘. Ik weet niet of ik kan zeggen dat ik het toen goed zag; ik weet wel dat ik het nog op dezelfde manier zie. Aan het eind van het stuk wees ik er op dat dommekracht waarschijnlijk de toekomst was: computers die op basis van een enorme verzameling voorbeeldteksten aan de hand van statistiek steeds weer nieuwe teksten kunnen maken die op de oude lijken. Na “op een mooie” volgt meestal pinksterdag en dus schrijf je ‘op een mooie pinksterdag’.

Ratio

Dat is precies het principe waarop de systemen die nu furore maken gebouwd zijn. Ik voorzag dit indertijd niet omdat ik nu zo’n visionair was, maar omdat iedereen die zich er 25 jaar geleden een beetje in verdiepte het kon zien.

Lezen: Bedrieglijk echt, door Jona Lendering

Bedrieglijk echt gaat over papyrologie en dan vooral over de wedloop tussen wetenschappers en vervalsers. De aanleiding tot het schrijven van het boekje is het Evangelie van de Vrouw van Jezus, dat opdook in het najaar van 2012 en waarvan al na drie weken vaststond dat het een vervalsing was. Ik heb toen aangegeven dat het vreemd was dat de onderzoekster, toen eenmaal duidelijk was dat deze tekst met geen mogelijkheid antiek kon zijn, beweerde dat het lab uitsluitsel kon geven.

Foto: Floris van Dyck, Public domain, via Wikimedia Commons

Woorden doen ertoe (in onze kijk op de wereld)

COLUMN - Gelukkig klinkt af en toe het geluid van de rede. In het nieuwe nummer van het tijdschrift Cognition is Peter Hagoort, directeur van het Donders Instituut in Nijmegen de vertolker van dit geluid.

We komen uit een periode waarin het idee van embodied cognition sterk in de belangstelling: ons denken is niet abstract, maar wordt voortgebracht door ons lichaam. Hoe we de wereld zien, wordt bepaald door onze zintuigen, en door het functioneren van het menselijk lichaam. Dat klinkt allemaal heel plausibel en er zijn – natuurlijk – ook allerlei aanwijzingen dat inderdaad ons denken bepaald wordt door het feit dat we een lichaam hebben.

Het probleem is alleen dat sommige aanhangers van deze gedachte een en ander verkochten met de bewering dat deze bewijzen het einde zijn van het Cartesiaanse denken. Descartes had gesteld dat we een scheiding maken tussen lichaam en geest, maar zie eens aan! We hebben dat hele idee van een abstractere geest niet nodig.

Lichaamsgeur

Hagoort, iemand die een reusachtige reputatie heeft in het meten van hersenactiviteit bij taal, en die dus van alles weet over de rol van het lichaam in het denken (want neuronen horen ook bij het lichaam) keert zich in het nieuwe artikel tegen dit extremisme, door te laten zien dat ons denken en onze perceptie voor een deel óók bepaald worden door het abstracte systeem dat onze taal is.

Foto: Foto Giammarco op Unsplash.

Zijn denken en communiceren hetzelfde?

Een van de vele discussies die de taalwetenschap al eeuwen splijt is die van de functie van taal. Dat de mens taal heeft, kost op zijn minst moeite – moeite om de taal te leren, moeite om de hersenen te pijnigen bij het zoeken van woorden, het plaatsen van die woorden in zinnen enzovoort. Waarom doen we dat?

Er zijn twee belangrijke kampen: taal is om in te denken, en taal is om te communiceren. De eerste school heeft evident het probleem dat we veel taal niet binnen in ons hoofd laten omgaan, maar dat we ook onze tong en lippen bewegen (of onze handen, in het geval van gebarentaal). De tweede school heeft het probleem dat er is aangetoond dat de structuur van taal minstens voor een deel lijkt te bepalen hoe we denken (zie bijvoorbeeld hier).

De Oostenrijkse taalkundige Martina Wiltschko komt nu in het tijdschrift Glossa met een mogelijke oplossing: taal is er zowel voor taal als voor denken.

Dat klinkt op het eerste oor wat flauw: de ene groep zegt A, de andere zegt B, en jij komt en zegt ‘het is allebei een beetje waar’. Maar Wiltschko biedt interessante argumenten. Ze laat bijvoorbeeld zien dat er in een zin vaak twee elementen zitten: elementen die een gedachte uitdrukken en elementen die gaan over de interactie met de gesprekspartner:

Lezen: Venus in het gras, door Christian Jongeneel

Op een vroege zomerochtend loopt de negentienjarige Simone naakt weg van haar vaders boerderij. Ze overtuigt een passerende automobiliste ervan om haar mee te nemen naar een afgelegen vakantiehuis in het zuiden van Frankrijk. Daar ontwikkelt zich een fragiele verstandhouding tussen de twee vrouwen.

Wat een fijne roman is Venus in het gras! Nog nooit kon ik zoveel scènes tijdens het lezen bijna ruiken: de Franse tuin vol kruiden, de schapen in de stal, het versgemaaide gras. – Ionica Smeets, voorzitter Libris Literatuurprijs 2020.

Foto: Mike Willis (cc)

Kunst op Zondag | Denken

Zo rond de jaarwisseling maalt het denken. Terug- en overdenken in de laatste weken van het oude jaar. Vooruit denken in het begin van het nieuwe jaar.

Wat Kunst op Zondag in 2013 zal brengen? Ik heb er wel over nagedacht, maar ik weet het nog niet. Teveel ideeën. Dat is inherent aan kunst. Kunst barst van de ideeën en kunst zet aan het denken. Dat moet je eigenlijk overlaten aan mensen wiens vak het is. Misschien wel aan onze Denker des Vaderlands, voor twee jaar benoemd in 2011 en in 2013 mogen we dus een nieuwe verwachten.

Wij trappen het nieuwe jaar hier af met variaties op De Denker van Rodin.  Dat mannetje dat overal ter wereld op zijn sokkel zit te peinzen. In Laren werd in 2007 een exemplaar gestolen en vernield teruggevonden. Lezers van Sargasso vonden dat het beeld niet gerestaureerd moest worden, want “oudheid en krijgt plotseling iets héél moderns”. Het Singer museum trok zich niets aan van de goede raad. Dat mag dan tot ‘de teleurstellingen van de denker’ worden gerekend.

Giorgio de Chirico – The Vexations of the Thinker, 1915.
cc Wikipantings.org Giorgio de Chirico - The Vexations of the Thinker 1915

Laten we daar verder niet moeilijk over doen. We laten gewoon wat denkers de revue passeren.

Lezen: Venus in het gras, door Christian Jongeneel

Op een vroege zomerochtend loopt de negentienjarige Simone naakt weg van haar vaders boerderij. Ze overtuigt een passerende automobiliste ervan om haar mee te nemen naar een afgelegen vakantiehuis in het zuiden van Frankrijk. Daar ontwikkelt zich een fragiele verstandhouding tussen de twee vrouwen.

Wat een fijne roman is Venus in het gras! Nog nooit kon ik zoveel scènes tijdens het lezen bijna ruiken: de Franse tuin vol kruiden, de schapen in de stal, het versgemaaide gras. – Ionica Smeets, voorzitter Libris Literatuurprijs 2020.