De crisis en het wonen
Al decennia lang bouwen wij in ons land voor de gezinsverdunning. De gemiddelde woningbezetting daalt constant, sinds 1945. Het is een uitdrukking van onze veranderende wijze van samenleven, die wij individualisering noemen, maar ook van de toenemende welvaart. We hebben meer vierkante meters woning nodig voor alle spullen, die we inons leven verzamelen en we kunnen voor die spullen en die vierkante meters ook betalen.
Maar blijft dat zo? Hoe handelen mensen onder de druk van economische omstandigheden? Hoe vormt zich een huishouden? In de jaren vijftig werd door jonge stellen op zolderkamers bij familie gebivakkeerd, totdat de lange wachttijd voor een woning voorbij was. Alle zure grappen over schoonmoeders dateren uit die periode. Maar toen was ook “geluk heel gewoon”.
In de jaren zeventig en tachtig kwam de individualisering: het grootste goed was zelfstandig wonen, waarin de volkshuisvesting inderdaad voorzag. Maar er was een neveneffect, dat lastig was: wat te doen met onze ouderen? We maakten grote bejaardenhuizen voor ze; maar dat bleek geen bestendige lijn, door hoge zorgkosten en afkeer van de ouderen zelf, die zelfstandig wensten te blijven, maar liever niet eenzaam. Het beleid werd: laat ouderen zelfstandig blijven wonen, zolang ze dat maar enigszins kunnen.