ANALYSE - Gemeenten zijn zich aan het voorbereiden op transities in het sociale beleid. Er wordt veel verwacht van sociale wijkteams, die laagdrempelige en generalistische hulp moeten geven, met een beroep op eigen kracht. De verwachtingen zijn hooggespannen. Wordt het ook beter en goedkoper?
De verantwoordelijkheid voor coherent sociaal beleid ligt bij de gemeenten. Er zijn hierbij hoge verwachtingen van een buurtgericht aanbod van hulp. De buurt wordt gezien als de juiste schaalgrootte om dienstverlening beter te verbinden, om de burger meer te betrekken en om de vraag naar ‘duurdere’ voorzieningen te voorkomen. Onder verschillende noemers als sociale wijkteams of buurtteams wordt hier hard aan gewerkt (VNG 2013).
In wijkteams wordt laagdrempelige, generalistische hulp georganiseerd. De eigen kracht en het eigen informele netwerk van cliënten spelen een belangrijke rol. Mogelijke begeleiding wordt zoveel mogelijk aangeboden vanuit netwerken in de buurt. Iedere gemeente organiseert dat weer anders, zoals de verschillende beslissingsbevoegdheden van een buurtteam, de grootte van het gebied, de gerichtheid op jeugd en gezin en dergelijke. Ook kan per wijk de aard van de problematieken nogal verschillen.
De verwachtingen van gemeenten omtrent de buurtteams zijn hoog: met minder geld betere ondersteuning leveren. Het is nog niet duidelijk welke efficiency winst ingeboekt kan worden door het werk van de buurtteams. Sommigen stellen dat 25% efficiencywinst te behalen is maar daarbij wordt vooral geredeneerd vanuit zware gezinsproblematiek, met erg veel betrokken partijen. Tot nu toe verrichte MKBA’s zijn indicatief, gestoeld op schaarse kengetallen en noemen bedragen die niet altijd verbonden zijn aan echte geldstromen. Voor een evaluatie van de Utrechtse buurtteams Jeugd & gezin en de buurtteams Krachtig hebben we daarom gekeken naar daar waar het gebeurt: bij de individuele cliënten die ondersteuning nodig hebben. Op welke manier kunnen buurtteams beter en goedkoper zijn?