Ook heel persoonlijk naar mijzelf kijkend

Enthousiasme is misschien niet het eerste wat je verwacht van een boek over de retorische analyse van politiek taalgebruik. Maar de titel van Robbert Wigts boek over ‘de overtuigende taal van Mark Rutte’ heet Supergaaf, en het toont de premier in zijn kenmerkende schaterlach. Het is dan ook echt een boek dat het plezier laat zien in overtuigen. Dat komt door Rutte en het komt door Wigt. Rutte is volgens Wigt “misschien wel de verbaal meest begaafde premier uit de Nederlandse geschiedenis”, maar dat komt vooral ook doordat hij er zoveel lol in heeft. Hij heeft zich zijn hele leven bekwaamd in de kneepjes van het vak: met andere mensen omgaan, proberen met ze tot een akkoord te komen, proberen ervoor te zorgen dat dit akkoord zo goed mogelijk uitkomt voor jouw partij. Rutte vindt dat gaaf. Voor hem is communicatie daarbij niet in de eerste plaats een middel om een doel te bereiken – laten we zeggen: de wereld beter te maken –, maar een doel op zich. Hij kent de retorische trucjes, en hij geniet ervan ze te gebruiken. Robbert Wigt, behalve schrijver ook docent Nederlands in Amsterdam, geniet er dan weer van zulke trucjes op te sporen. Dat levert een heerlijk boek op: een kenner die vol liefde analyseert wat een man die houdt van zijn vak vermag. Allerlei grote momenten uit Ruttes carrière komen naar voren, al ligt de nadruk op de afgelopen jaren: de coronatoespraken, de episode zonder actieve herinnering, het interview met Mariëlle Tweebeeke over de nieuwe bestuurscultuur na de toeslagenaffaire. Steeds laat Wigt zien hoe sterk het allemaal in elkaar zit, hoe goed voorbereid Rutte steeds is en hoe hij tegelijkertijd steeds goed weet te improviseren. En hoe goed je dit allemaal kunt begrijpen als je iets weet van argumentatieleer en retorica. In het gesprek met Tweebeeke weet Rutte bijvoorbeeld de verantwoordelijkheid steeds te delen met zijn collega’s. Tweebeeke spreekt hem daarop ook aan, maar Rutte ontkomt toch. Zelfs in een zin, schrijft Wigt, die begint met ‘ook heel persoonlijk naar mijzelf kijkend’ gaat het binnen de kortste keren over anderen: Maar ook heel persoonlijk naar mijzelf kijkend, want die overleggen tussen kabinet en fracties heb je al jaren, maar: wat heb ik zelf gedaan in die afgelopen jaren waar het betreft, u zei dat terecht net, die controle, die behoefte ook om de sfeer goed te houden en daardoor, en ook dat hoor ik terug van mijn collega’s, het risico dat die grote maatschappelijke debatten niet plaatsvinden in de Kamer, en niet alleen tussen de middenpartijen en de flanken, maar juist ook tussen VVD en GroenLinks, tussen CDA en Partij van de Arbeid. Overigens was het interview met Tweebeeke volgens Wigt waarschijnlijk een van Ruttes minder sterke momenten. Al kwam hij ook hier weer heelhuids uit te voorschijn. Een van Ruttes grote talenten is dat hij weet te suggereren dat hij altijd duidelijk is en zegt waar het op staat. Wigt laat dat goed zien: de talloze keren dat Rutte zegt dat hij iets ‘precies’ gaat zeggen, of dat iets ‘duidelijk’ is, of dat het ‘natuurlijk’ zo is, bijvoorbeeld. Rutte weet mist te verspreiden die aanvoelt als een strakblauwe lucht. Een heel bijzondere vorm is daarbij het ‘afpellen’ van wat de tegenstander zegt in het debat. Die vraagt bijvoorbeeld iets betrekkelijk eenvoudigs, maar de premier ‘pelt dat af’ door te suggereren dat er uiteindelijk allerlei vragen onder liggen, en dan alleen maar in te gaan op een van die vragen. Zo wordt de suggestie gewekt dat de vraagsteller niet helemaal duidelijk was en tegelijk de vraag ontweken. Een specifieke, kennelijk door een ambtenaar van Rutte bedachte strategie, is daarbij dilemma’s te benoemen : dilemmalogica wordt dat genoemd. Tijdens de coronapandemie zette Rutte deze regelmatig in: het volk werd niet openlijk één kant op geduwd, maar meegenomen in het dilemma: een lockdown is goed tegen de ziekte, maar natuurlijk voor heel veel mensen ook heel ellendig. Uiteindelijk werd op deze manier natuurlijk wel een keuze meegedeeld, maar het voelde als heel open. Toch weet Rutte ook juist onduidelijkheid in te zetten als retorisch instrument. Toen hem in 2015 werd gevraagd of Nederland in de vluchtelingencrisis ook meer mensen op zou nemen, net als Duitsland, wilde hij geen ja en geen nee zeggen. Hij sprak: Ik vind dat we als Europa vluchtelingen die niet in de regio worden opgevangen dat wij naar een situatie moeten dat je waar die regio zijn verantwoordelijkheid niet neemt bereid moet zijn op basis van uh contigentering resettlement met zekere regelmaat mensen naar Europa te halen… Als de journalist hem later vraagt waarom hij zo’n onmogelijk antwoord gaf, zegt Rutte: “Dan zenden jullie het niet uit.” Over het gebruik van de media had ik nog best wat meer willen lezen, daar zit misschien een beetje een blinde vlek bij Wigt. Hij begint zijn boek met een analyse van een interview met Marcia Luyten uit 2017 over de vraag of Rutte nu wel of niet de PVV uitsluit. Hij wil dat niet zeggen, maar wel dat de kans op samenwerking nul procent is.: Luyten: U sluit de kiezers niet uit, maar de facto pleit u eigenlijk wel voor een cordon sanitaire om de pvv heen. Rutte: Nee, dat zou ik heel onverstandig vinden, het uitsluiten van partijen, dat is iets wat de vvd níét doet, dat doen wij niet. Want dat betekent namelijk dat je tegen die kiezers zegt: we nemen u niet serieus. Luyten: Maar u zegt: de kans is nul, maar we sluiten ze niet uit. Dat is toch van tweeën één? Rutte: Uitsluiten betekent tegen de kiezers zeggen: uw problemen, uw bezwaren, u zoekt het maar uit. Luyten: Het gaat om de partij, u sluit de partij uit. Rutte: Ik sluit uit dat wij gaan samenwerken met die partij. Je kunt daar, met Luyten en Wigt, een retorische truc in zien: niet willen samenwerken met X is equivalent met X uitsluiten, maar door te doen alsof dat anders is, neem ik de suggestie weg dat ik inconsequent ben als ik eerste het ene zei en nu het andere. Maar ik denk dat Rutte beter aanvoelde dat de twee termen net niet helemaal equivalent zijn, zeker niet in een krantenkop of tweet: je kunt nu eenmaal niet met alle kiezers samenwerken, dus ‘Rutte werkt niet met PVV samen’ suggereert niet dat de partijnaam PVV staat voor alle individuele kiezers. ‘Rutte sluit PVV uit’, daarentegen, heeft wel de suggestie dat er iets moreel verwerpelijks is aan de partij en dat dit kan overslaan naar de kiezers. Rutte is hier niet alleen met de interviewer aan het spreken, of met de kijkers naar het programma, maar ook met degenen die er ergens anders een ultrakorte versie van te zien krijgen. Dat is óók een aspect van zijn talent. Hoe groot het talent is, blijkt uit het boek van Wigt, dat mij er in ieder geval van overtuigd heeft dat Rutte inderdaad misschien wel de taalvaardigste van alle Nederlandse premiers is geweest. Wat natuurlijk iets anders is dan de beste. Robbert Wigt| Supergaaf. De overtuigende taal van Mark Rutte. € 19,99 Mazirel Pers (Walburg Pers).

Foto: Foto Giammarco op Unsplash.

Zijn denken en communiceren hetzelfde?

Een van de vele discussies die de taalwetenschap al eeuwen splijt is die van de functie van taal. Dat de mens taal heeft, kost op zijn minst moeite – moeite om de taal te leren, moeite om de hersenen te pijnigen bij het zoeken van woorden, het plaatsen van die woorden in zinnen enzovoort. Waarom doen we dat?

Er zijn twee belangrijke kampen: taal is om in te denken, en taal is om te communiceren. De eerste school heeft evident het probleem dat we veel taal niet binnen in ons hoofd laten omgaan, maar dat we ook onze tong en lippen bewegen (of onze handen, in het geval van gebarentaal). De tweede school heeft het probleem dat er is aangetoond dat de structuur van taal minstens voor een deel lijkt te bepalen hoe we denken (zie bijvoorbeeld hier).

De Oostenrijkse taalkundige Martina Wiltschko komt nu in het tijdschrift Glossa met een mogelijke oplossing: taal is er zowel voor taal als voor denken.

Dat klinkt op het eerste oor wat flauw: de ene groep zegt A, de andere zegt B, en jij komt en zegt ‘het is allebei een beetje waar’. Maar Wiltschko biedt interessante argumenten. Ze laat bijvoorbeeld zien dat er in een zin vaak twee elementen zitten: elementen die een gedachte uitdrukken en elementen die gaan over de interactie met de gesprekspartner:

Lezen: De BVD in de politiek, door Jos van Dijk

Tot het eind van de Koude Oorlog heeft de BVD de CPN in de gaten gehouden. Maar de dienst deed veel meer dan spioneren. Op basis van nieuw archiefmateriaal van de AIVD laat dit boek zien hoe de geheime dienst in de jaren vijftig en zestig het communisme in Nederland probeerde te ondermijnen. De BVD zette tot tweemaal toe personeel en financiële middelen in voor een concurrerende communistische partij. BVD-agenten hielpen actief mee met geld inzamelen voor de verkiezingscampagne. De regering liet deze operaties oogluikend toe. Het parlement wist van niets.

Lezen: Het wereldrijk van het Tweestromenland, door Daan Nijssen

In Het wereldrijk van het Tweestromenland beschrijft Daan Nijssen, die op Sargasso de reeks ‘Verloren Oudheid‘ verzorgde, de geschiedenis van Mesopotamië. Rond 670 v.Chr. hadden de Assyriërs een groot deel van wat we nu het Midden-Oosten noemen verenigd in een wereldrijk, met Mesopotamië als kernland. In 612 v.Chr. brachten de Babyloniërs en de Meden deze grootmacht ten val en kwam onder illustere koningen als Nebukadnessar en Nabonidus het Babylonische Rijk tot bloei.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Ironie en samen naar een concert gaan

COLUMN - © Marc van Oostendorp eigen werk. Illustratie Attachment 1-10

Een van de fascinerendste verschijnselen in de communicatie is ongetwijfeld de ironie. Het is typisch menselijk: ik geloof niet dat er diersoorten zijn die elkaar ironisch bejegenen, en  kunstmatige intelligentie is er bij mijn weten ook nog niet aan toe.

Het is alleen de vraag hoe je het gebruik van ironie precies moet begrijpen. De klassieke definitie is dat je bij ironie het ‘omgekeerde zegt van wat je bedoelt’. Je kijkt uit het raam, het regent pijpenstelen, en je zegt ‘lekker weer, hè’.

Dat voorbeeld is alleen minder kenmerkend dan je zou denken. Er zijn allerlei problemen met die definitie, en in een recent (ongepubliceerd) artikel vatten de Amerikaanse taalkundigen Cohn-Gordon en Bergen die aardig samen.

In de eerste plaats is niet duidelijk waarom mensen ooit de behoefte zouden hebben om het omgekeerde te zeggen van wat ze bedoelen. Dat is wel het grootste probleem met ironie: ze lijkt omslachtig en zo ongeveer bedoeld om misverstanden te creëren, dat alles maakt het lastig te begrijpen waarom mensen zich aan zoiets overgeven.

Bovendien zeggen mensen die ironisch praten lang niet altijd ‘het tegenovergestelde’ van wat ze bedoelen. Stel dat je met een vriend naar een vreselijk amateuristisch concert bent geweest van een kraaienvalse zanger. Bij het naar buiten gaan zeg je “Waar heeft die op het conservatorium gezeten?” Dat is ironisch, maar het is niet ‘het tegenovergestelde van wat je bedoelt’, want het is niet duidelijk wat ‘het tegenovergestelde’ van een vraag is.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Dikpraatjes en burgerwetenschap

© Arizona State University Line drawing of men with BMI 25 outside at a pool party in swim trunks. Line drawing courtesy of Cindi SturtzSreetharan 2019

© Arizona State University Line drawing courtesy of Cindi SturtzSreetharan 2019

COLUMN - Het is een minigenre, een gesprekvorm die over het algemeen al is afgelopen voor je met je ogen geknipperd hebt. Iemand zegt tegen iemand anders ‘Ik voel me zo dik’, of ‘Geeft die broek me geen dikke kont?’ en daar reageert de ander dan op (‘Ben je een haartje betoeterd!’). Fat talk wordt het door de deskundigen genoemd; dikpraatjes.

Het blijkt niet gemakkelijk te zijn om te onderzoeken, bijvoorbeeld omdat het zo kort duurt en over het algemeen nu ook niet echt gesprekken oplevert die de deelnemers zich nog lang heugen. Stel dat je wil weten wat voor antwoorden er nu zoal gegeven worden op zo’n opmerking over iemands BMI, wat doe je dan?

In een nieuw artikel in het Journal of Sociolinguistics gaan een aantal onderzoekers van de Universiteit van Arizona in op deze kwestie. Het artikel gaat dus niet zozeer over die dikpraatjes zelf (misschien is daar ook echt niet zo heel veel over te zeggen) als wel over een algemener probleem in de taalkunde: hoe weten we hoe het echt zit? 

Die dikpraatjes zijn maar een aardig voorbeeld van het fenomeen. Mensen kwebbelen de hele dag wat af, maar wat gebeurt daar nu eigenlijk? Je kunt geschreven bronnen gebruiken (van de bijbel tot en met Twitter), maar geschreven taal is maar een magere afspiegeling van wat er de hele dag wordt gezegd. Je kunt mensen gaan opnemen, maar dan heb je alleen die mensen die toestemming willen geven, en bovendien gaan mensen mogelijk altijd toch net wat anders praten dan als ze niet worden opgenomen.

Lezen: De wereld vóór God, door Kees Alders

De wereld vóór God – Filosofie van de oudheid, geschreven door Kees Alders, op Sargasso beter bekend als Klokwerk, biedt een levendig en compleet overzicht van de filosofie van de oudheid, de filosofen van vóór het christendom. Geschikt voor de reeds gevorderde filosoof, maar ook zeker voor de ‘absolute beginner’.

In deze levendige en buitengewoon toegankelijke introductie in de filosofie ligt de nadruk op Griekse en Romeinse denkers. Bekende filosofen als Plato en Cicero passeren de revue, maar ook meer onbekende namen als Aristippos en Carneades komen uitgebreid aan bod.

Lezen: Venus in het gras, door Christian Jongeneel

Op een vroege zomerochtend loopt de negentienjarige Simone naakt weg van haar vaders boerderij. Ze overtuigt een passerende automobiliste ervan om haar mee te nemen naar een afgelegen vakantiehuis in het zuiden van Frankrijk. Daar ontwikkelt zich een fragiele verstandhouding tussen de twee vrouwen.

Wat een fijne roman is Venus in het gras! Nog nooit kon ik zoveel scènes tijdens het lezen bijna ruiken: de Franse tuin vol kruiden, de schapen in de stal, het versgemaaide gras. – Ionica Smeets, voorzitter Libris Literatuurprijs 2020.

Foto: Garry Knight (cc)

Kunst op Zondag | Roeptoeter

Afgelopen week mag wel de week van de roeptoeter worden genoemd, waardoor wij genoodzaakt zijn, ja, geroepen tot een renaissance van de roeptoeter in de oorspronkelijke betekenis van het woord.

Want inmiddels heeft het begrip roeptoeter een negatieve betekenis gekregen: schreeuwlelijkerds die mensen uit elkaar drijven. En, bijvoorbeeld, er niet voor terugdeinzen kunst te misbruiken. Terwijl de roeptoeter van oorsprong een hulpmiddel is om afstanden te overbruggen, zodat van elkaar verwijderde mensen toch nader met elkaar kunnen communiceren.

Het mooie van de ouderwetse konische spreekbuis is de tweezijdigheid ervan. De ‘reteotpeor’ helpt luisteren. Mag ik een open deur verder openzetten door te stellen dat de hedendaagse roeptoeters zich eens wat vaker zouden moeten omkeren?

Hoe zien kunstenaars de roeptoeter? Spreekbuis of luisterend oor? Afstand scheppend of afstand  overbruggend?

Philip Aguirre y Otegui – Man met toeter (2003).
cc Flickr FaceMePLS photostream Kunst Voorstraat Kaprijke

In 2002, bij de herdenking van 700 jaar Guldensporenslag, schreven de Belgische gemeente Kaprijke en de provincie Oost-Vlaanderen een wedstrijd uit om een standbeeld te vinden dat symbool kon staan voor de Vlaamse geschiedenis en tevens eerbetoon kon zijn voor de ‘Vlaamse taalminnaars’ (taalkundigen die in de 19e eeuw voor erkenning van het Vlaams ijverden). Ze kozen voor het werk van Philip Aguirre y Otegui.

Foto: Ken Whytock (cc)

Mijn vriendin is een anti-vaxxer. Wat nu?

COLUMN - Het vertrouwen in de wetenschap staat onder druk. ‘Anti-vaxxers’ en klimaatontkenners vieren hoogtij. Wat gaat er mis? Hoe dichten we de kloof tussen onderzoekers en het algemene publiek?

Zou ik mijn kinderen vaccineren? De vraag serieus oproepen klinkt voor mij al absurd. De risico’s van vaccineren zijn miniem en wegen niet op tegen de baten. Mensen die hun kinderen niet vaccineren staan ver van mij af. Althans, dat dacht ik. Totdat het onderwerp ter sprake kwam bij een goede vriendin die met een serieuze blik verkondigde dat ze haar zoontje niet ging laten vaccineren: “Ik laat hem niet injecteren met in een lab gekweekte ziektekiemen die de ontwikkeling van zijn immuunsysteem onderdrukken.”

Mijn maag draaide om en de moed zakte in mijn schoenen: Zegt ze dit nu écht? Is mijn vriendin een ‘anti-vaxxer’? Het deed me extra pijn. Ik studeer zelf geneeskunde en zie van dichtbij met hoeveel toewijding artsen zich inzetten om mensen te helpen.

Twijfelt ze aan hun oprechtheid? Ik was boos. Ik verzamelde al mijn feitenkennis en stortte het op haar neer: vaccinaties zijn veilig, klaar. “Als je je kind niet vaccineert, ben je echt dom,” voegde een vriend toe. Een verwijt dat ik niet durfde te uiten, maar wel mijn gevoel verwoordde. In stilte keken we naar de tafel.

Lezen: Mohammed, door Marcel Hulspas

Wie was Mohammed? Wat dreef hem? In deze vlot geschreven biografie beschrijft Marcel Hulspas de carrière van de de Profeet Mohammed. Hoe hij uitgroeide van een eenvoudige lokale ‘waarschuwer’ die de Mekkanen opriep om terug te keren tot het ware geloof, tot een man die zichzelf beschouwde als de nieuwste door God gezonden profeet, vergelijkbaar met Mozes, Jesaja en Jezus.

Mohammed moest Mekka verlaten maar slaagde erin een machtige stammencoalitie bijeen te brengen die, geïnspireerd door het geloof in de ene God (en zijn Profeet) westelijk Arabië veroverde. En na zijn dood stroomden de Arabische legers oost- en noordwaarts, en schiepen een nieuw wereldrijk.

Foto: Free Press/ Free Press Action Fund (cc)

Nepnieuws is meer dan alleen een statelijke factor

De PvdA vindt dat minister van Binnenlandse Zaken, Kajsa Ollongren (D66) niet doorpakt in de bestrijding van nepnieuws (NRC, 21 februari 2019). Lezing van een (oude) brief aan de Kamer (van 13 december 2018) geeft de sociaal-democraten gelijk. Daarin uiterst summiere plannen om beïnvloeding van Nederlandse verkiezingen tegen te gaan. Summier omdat maar een half aangrijpingspunt (van de drie) in de bestrijding van nepnieuws door Ollongren wordt aangegrepen. Belangrijk omdat de brief staand beleid is.

Beleid

Een bron, een boodschap, een kanaal en publiek – veel eenvoudiger kan een communicatiemodel niet. Veel eenvoudiger kan beleid om nepnieuws te bestrijden evenmin. Wie is de bron?, wat weten we van het kanaal?, wat is dan de boodschap en welk effect heeft dat op het publiek? Ollongren vraagt het wetenschappers, maar stelt ook direct grenzen aan zowel de bron, de boodschap als het kanaal.

Bron

Zo richt haar ministerie zich alleen op statelijke actoren. Niet-statelijke actoren van nepnieuws hebben nadrukkelijk niets van de Nederlandse overheid te vrezen. Vreemd.

Nederlandse ambtenaren in strijd tegen nepnieuws moeten dus eerst aantonen dat een bron een statelijke actor is (of daaraan gelieerd) voordat … ja, voordat wat eigenlijk? De bron wordt onthuld? Van internet geweerd? Opgepakt als hij op vakantie komt in Amsterdam? Hopelijk gelekt naar journalisten voor een kek verhaal.

Foto: r2hox (cc)

Foutverbeterende codes

COLUMN - In de wiskunde bestaan “foutverbeterende codes”. De codes worden onder andere toegepast bij het corrigeren van foutjes die kunnen ontstaan bij grote berekeningen. Een voorbeeld was de verzending per satelliet van foto’s van Mars. Daarbij passeren vele, vele bits-and bytes. Op één van de gepubliceerde foto’s was een foutje te zien. Een aantal pixels was niet gecorrigeerd en daardoor leek een rots op het Marsoppervlak vaagjes op een menselijk gezicht.

Nu is de vraag natuurlijk hoeveel informatie verkeerd aan ons wordt gepresenteerd omdat er géén “foutverbeterende codes” zijn toegepast. In dit tijdperk waar de gigantische hoeveelheid bits-and-bytes je om de oren vliegen, kan natuurlijk wel eens een bitje of een bytje verkeerd terecht komen.

Dat er codes zijn die andere codes kunnen verbeteren is wel weer een gegeven met perspectief. Wat dacht je bijvoorbeeld van het repareren van “ongelukkige uitspraken”?

Je voert een gesprekje via je mobieltje, je zegt wat onbetamelijks. Je gesprekspartner gelooft de oren niet en zegt: Hè? Wat zeg je?”
Nu moet je nog klungelen met uitspraken als: “Ja, sorry, de verbinding viel even weg” of “Heb jij ook zo’n gekraak?” en vervolgens moet je iets verzinnen dat lijkt op wat je juist zei, maar nu veel positiever klinkt.

Doe het veilig met NordVPN

Sargasso heeft privacy hoog in het vaandel staan. Nu we allemaal meer dingen online doen is een goede VPN-service belangrijk om je privacy te beschermen. Volgens techsite CNET is NordVPN de meest betrouwbare en veilige VPN-service. De app is makkelijk in gebruik en je kunt tot zes verbindingen tegelijk tot stand brengen. NordVPN kwam bij een speedtest als pijlsnel uit de bus en is dus ook geschikt als je wil gamen, Netflixen of downloaden.

Doneer!

Sargasso is een laagdrempelig platform waarop mensen kunnen publiceren, reageren en discussiëren, vanuit de overtuiging dat bloggers en lezers elkaar aanvullen en versterken. Sargasso heeft een progressieve signatuur, maar is niet dogmatisch. We zijn onbeschaamd intellectueel en kosmopolitisch, maar tegelijkertijd hopeloos genuanceerd. Dat betekent dat we de wereld vanuit een bepaald perspectief bezien, maar openstaan voor andere zienswijzen.

In de rijke historie van Sargasso – een van de oudste blogs van Nederland – vind je onder meer de introductie van het liveblog in Nederland, het munten van de term reaguurder, het op de kaart zetten van datajournalistiek, de strijd voor meer transparantie in het openbaar bestuur (getuige de vele Wob-procedures die Sargasso gevoerd heeft) en de jaarlijkse uitreiking van de Gouden Hockeystick voor de klimaatontkenner van het jaar.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Is onze taal toe aan groot onderhoud?

nwa_logo_nlMarc van Oostendorp gaat in op voor taalkundigen onverwachte vragen die ‘het publiek’ gesteld heeft aan de Nationale Wetenschapsagenda.

Zou het verschijnsel van het gezonken cultuurgoed ook in de natuurwetenschappen bestaan? Dat je inzichten moet bestrijden die honderd jaar geleden inderdaad gebruikelijk waren, maar dat inmiddels onder onderzoekers niet meer bestaan? Je hebt natuurlijk mensen die de evolutietheorie ontkennen, maar dat is toch wat anders – ik geloof niet dat zulke mensen dan in plaats daarvan lamarckianen zijn.

In de menswetenschappen is het schering en inslag: terwijl onderzoekers een bepaalde manier van kijken onderhouden, halen hun tijdgenoten hun schouders op over zoveel wereldvreemdheid. En als de onderzoekers erachter komen dat die manier van kijken inderdaad niet werkt, begint die oude manier van kijken door te sijpelen en wordt voortaan als de normale beschouwt.

En zo denken sommige mensen nog hetzelfde als zeventiende-eeuwers over taal, getuige vragen aan de Nationale Wetenschapsagenda als de volgende:

 Is onze taal niet toe aan groot onderhoud?

COLUMN - Taal is het middel voor de overdracht van kennis en betekenis tussen mensen. Intermenselijke communicatie blijkt nu vaak een bron van misverstanden soms leidend tot misverstanden en conflicten. De effectiviteit van taal als instrumentarium om kennis en betekenis als zender zo te kunnen coderen resp. als ontvanger zo te kunnen decoderen dat optimaal is gewaarborgd dat berichten goed overkomen, kan worden vergroot door o.a.: 1) Het verwijderen van ambiguïteit d.m.v. a) reductie van synoniemen en homoniemen en b) eenduidige definiëring van begrippen o.b.v. een heldere taxonomie van concepten (met “ding” als ultiem, abstract, generiek supertype bovenin de klassenhiërarchie). Door terugkeer naar zelfverklarende woorden met: 2a) kwartier wordt kwartuur, eekhoorn wordt eikhoorn, oorzaak en oorsprong worden oerzaak en oersprong en bijv. twintig wordt tweetien, dertig wordt drietien, etc. Bijv. 324 wordt dan driehonderd tweetien vier. En met 2b) uitleg over de herkomst van woorden. Bijv. dat woorden met “scoop” erin verwijzen naar skopeeo = Grieks voor kijken zodat bioscoop = levenskijk, microscoop = kleinkijk, periscoop = omkijk, etc. Door 3) herintroductie van naamvallen zodat de rol van woorden binnen zinnen duidelijk is (wie of wat is de operator?, wie of wat de operand?, etc.)

Foto: ITU Pictures (cc)

Pim

COLUMN - Er zijn weinig mannen waar ik zoveel van geleerd heb als van Pim. Pim was ingehuurd door mijn baas om ons een cursus communicatie te geven. Dat bleek een wat aspecifieke aanduiding van wat uiteindelijk heel specifiek een verkooptraining bleek. Daar heb ik ook wel wat van opgestoken, maar Pim zélf, die was pas echt leerzaam.

Pim was van het type: nét iets te enthousiast en nét iets te amicaal. Het ging slechts om een fractie verschil, maar je merkt zoiets meteen. U kent ze wel, een bepaald slag managers kan er ook zo’n last van hebben. Maar hoewel het wel wat aanpassing vraagt van het lijdend voorwerp om normaal te reageren op iemand die je nét iets te vaak en onnodig bij je voornaam noemt, is daar nog wel – na enige oefening – prima mee om te gaan.

Andere eigenaardigheden van Pim bleken lastiger. Als je met hem in gesprek was, had je voortdurend het idee dat het gesprek niet helemaal normaal verliep. Je kon er de vinger niet op leggen, maar er was iets dat je ongemakkelijk in je stoel deed schuiven. Pas aan het einde van het gesprek realiseerde je je dat Pim de conversatie de hele tijd had zitten sturen om bij een conclusie aan te komen die hij vooraf al had bedacht. Dat is al irritant genoeg, maar wat gebeurde er nu precies tijdens het gesprek? Waar merkte je aan dat er wat loos was?

Lezen: Bedrieglijk echt, door Jona Lendering

Bedrieglijk echt gaat over papyrologie en dan vooral over de wedloop tussen wetenschappers en vervalsers. De aanleiding tot het schrijven van het boekje is het Evangelie van de Vrouw van Jezus, dat opdook in het najaar van 2012 en waarvan al na drie weken vaststond dat het een vervalsing was. Ik heb toen aangegeven dat het vreemd was dat de onderzoekster, toen eenmaal duidelijk was dat deze tekst met geen mogelijkheid antiek kon zijn, beweerde dat het lab uitsluitsel kon geven.

Lezen: De wereld vóór God, door Kees Alders

De wereld vóór God – Filosofie van de oudheid, geschreven door Kees Alders, op Sargasso beter bekend als Klokwerk, biedt een levendig en compleet overzicht van de filosofie van de oudheid, de filosofen van vóór het christendom. Geschikt voor de reeds gevorderde filosoof, maar ook zeker voor de ‘absolute beginner’.

In deze levendige en buitengewoon toegankelijke introductie in de filosofie ligt de nadruk op Griekse en Romeinse denkers. Bekende filosofen als Plato en Cicero passeren de revue, maar ook meer onbekende namen als Aristippos en Carneades komen uitgebreid aan bod.

Volgende