Quintilianus for the millions!

Hoe wij met elkaar communiceren is momenteel zo dramatisch aan het veranderen dat ik niet zou durven voorspellen hoe we er over pakweg vijf jaar voor staan. Alles is aan het veranderen. Je ziet dat aan de nieuwe, negende druk van het bekende leerboek Leren communiceren. In het voorwoord schrijven de auteurs dat ‘veel van de adviezen van de toenmalige communicatie-experts, de Griekse en Romeinse retorici, nog niets van hun betekenis verloren hebben’. Anderzijds kondigen ze in diezelfde inleiding aan dat ze in het boek adviezen geven voor ‘een verstandig en effectief gebruik van de nieuwe mogelijkheden’ van generatieve taalmodellen. Die idealen zijn, laat deze negende druk zien, heel lastig te verenigen. Wie de geschiedenis van de talige communicatie in Nederland wil bestuderen, kan de negen drukken van Leren communiceren naast elkaar leggen. De eerste druk verscheen in 1979, dat is 46 jaar geleden, in de tijd dat je een betoog nog op een typemachine tikte en het heel modern was als die typemachine een bolletje had. Van het oorspronkelijke auteursteam is alleen Carel Jansen nog betrokken bij deze editie, als eindredacteur. Verder is alles anders, en de voortekenen zijn er dat de tiende druk misschien wel nog radicaler anders zal moeten zijn. (De auteurs zijn deze keer, naast Carel Jansen zelf, Aline Douma, Joyce Karreman en Jan Ravesteijn.) Geen burgers Het ideaal van de Grieken en Romeinen was om hun vooraanstaande burgers op te leiden tot grote sprekers. Een goed mens was een goede burger, en een goede burger wist op een goede manier deel te nemen aan het maatschappelijk debat: door zich overtuigend uit te drukken in een mooi opgebouwd betoog. De retorica was in die zin niet alleen een kwestie van professionals, maar van iedereen – althans van de mannen die hoopten tot de elite te worden toegelaten. Dat ideaal – de vorming van burgers door ze te leren goed te communiceren – heeft nog niets aan actualiteitswaarde ingeboet. Natuurlijk moeten we de burgers van de toekomst weerbaar maken in de almaar verder aangejaagde storm van onzin, nepnieuws, scheldpartijen en verdachtmakingen die nu zo’n belangrijk deel van het openbare debat uitmaken. In een ideaal Nederland (maar ja, hoe ver zijn we daarvandaan) zou Leren communiceren op alle scholen worden onderwezen. Quintilianus for the millions! Ik weet niet hoe dat ideaal zich verhoudt tot chatbots. De schrijvers van Leren communiceren geven nuttige tips over hoe je dit soort systemen kunt inzetten om bijvoorbeeld samenvattingen te maken of tekstplannen op te zetten. Ik denk ook dat het zinnig is om studenten met dit soort systemen te laten kennismaken. Alleen zijn die chatbots zelf natuurlijk geen personen, en zeker geen burgers die kunnen of zouden moeten deelnemen aan het publieke debat. Je zou willen dat ze hooguit als instrumenten worden gebruikt – zoals het bolletje op de typemachine je ook hielp om sneller een stuk te schrijven. Lesje retorica De vraag is alleen hoever dat gaat: ik kom nu al websites tegen met ogenschijnlijk gedegen journalistieke artikelen die (grotendeels) door kunstmatige intelligentie zijn gemaakt. Ik neem aan dat Cicero of Quintilianus dat beneden hun stand zouden hebben beschouwd. Retorica-onderricht is immers ook vorming van je menselijkheid. Wat dat betreft is het jammer dat er in Leren communiceren niet wat meer kritische reflectie is op dit middel, en dat de auteurs zich beperken tot enkele praktische tips. Ik denk dat een goede communicator op zijn minst ook moet nadenken over de middelen die hij of zij gebruikt, en wat deze betekenen. Maar uiteindelijk is dat een detail. Leren communiceren is al bijna vijftig jaar een belangrijk – ik zou zeggen: het belangrijkste – handboek voor mensen die op hoog niveau iets willen leren over het vak van communicatie: hoe je teksten opzet en structureert, hoe je rekening houdt met je publiek, hoe je een degelijk rapport in elkaar zet, en zelfs hoe je effectief vergadert. Je vindt het er allemaal, op een heel degelijke en tegelijkertijd heldere en toegankelijke manier beschreven. Het wordt, bij mijn weten, nog steeds op veel – zo niet de meeste – relevante hbo-opleidingen gebruikt, en ook her en der in het wetenschappelijk onderwijs. En dat lijkt me volkomen terecht. Houden zo! En niet vervangen door een lesje retorica van GPT of Gemini. Carel Jansen, Aline Douma, Joyce Karreman, Jan Ravesteijn. Leren communiceren. Noordhof 2025.

Door: Foto: Ulm choir stalls Quintilius, Rictor Norton & David Allen, CC BY 2.0, via Wikimedia Commons
Foto: Gerard Stolk (cc)

Ook heel persoonlijk naar mijzelf kijkend

RECENSIE - Enthousiasme is misschien niet het eerste wat je verwacht van een boek over de retorische analyse van politiek taalgebruik. Maar de titel van Robbert Wigts boek over ‘de overtuigende taal van Mark Rutte’ heet Supergaaf, en het toont de premier in zijn kenmerkende schaterlach. Het is dan ook echt een boek dat het plezier laat zien in overtuigen. Dat komt door Rutte en het komt door Wigt.

Rutte is volgens Wigt “misschien wel de verbaal meest begaafde premier uit de Nederlandse geschiedenis”, maar dat komt vooral ook doordat hij er zoveel lol in heeft. Hij heeft zich zijn hele leven bekwaamd in de kneepjes van het vak: met andere mensen omgaan, proberen met ze tot een akkoord te komen, proberen ervoor te zorgen dat dit akkoord zo goed mogelijk uitkomt voor jouw partij. Rutte vindt dat gaaf. Voor hem is communicatie daarbij niet in de eerste plaats een middel om een doel te bereiken – laten we zeggen: de wereld beter te maken –, maar een doel op zich. Hij kent de retorische trucjes, en hij geniet ervan ze te gebruiken.

Robbert Wigt, behalve schrijver ook docent Nederlands in Amsterdam, geniet er dan weer van zulke trucjes op te sporen. Dat levert een heerlijk boek op: een kenner die vol liefde analyseert wat een man die houdt van zijn vak vermag.

Lezen: De BVD in de politiek, door Jos van Dijk

Tot het eind van de Koude Oorlog heeft de BVD de CPN in de gaten gehouden. Maar de dienst deed veel meer dan spioneren. Op basis van nieuw archiefmateriaal van de AIVD laat dit boek zien hoe de geheime dienst in de jaren vijftig en zestig het communisme in Nederland probeerde te ondermijnen. De BVD zette tot tweemaal toe personeel en financiële middelen in voor een concurrerende communistische partij. BVD-agenten hielpen actief mee met geld inzamelen voor de verkiezingscampagne. De regering liet deze operaties oogluikend toe. Het parlement wist van niets.

Lezen: Venus in het gras, door Christian Jongeneel

Op een vroege zomerochtend loopt de negentienjarige Simone naakt weg van haar vaders boerderij. Ze overtuigt een passerende automobiliste ervan om haar mee te nemen naar een afgelegen vakantiehuis in het zuiden van Frankrijk. Daar ontwikkelt zich een fragiele verstandhouding tussen de twee vrouwen.

Wat een fijne roman is Venus in het gras! Nog nooit kon ik zoveel scènes tijdens het lezen bijna ruiken: de Franse tuin vol kruiden, de schapen in de stal, het versgemaaide gras. – Ionica Smeets, voorzitter Libris Literatuurprijs 2020.

Foto: Foto Giammarco op Unsplash.

Zijn denken en communiceren hetzelfde?

Een van de vele discussies die de taalwetenschap al eeuwen splijt is die van de functie van taal. Dat de mens taal heeft, kost op zijn minst moeite – moeite om de taal te leren, moeite om de hersenen te pijnigen bij het zoeken van woorden, het plaatsen van die woorden in zinnen enzovoort. Waarom doen we dat?

Er zijn twee belangrijke kampen: taal is om in te denken, en taal is om te communiceren. De eerste school heeft evident het probleem dat we veel taal niet binnen in ons hoofd laten omgaan, maar dat we ook onze tong en lippen bewegen (of onze handen, in het geval van gebarentaal). De tweede school heeft het probleem dat er is aangetoond dat de structuur van taal minstens voor een deel lijkt te bepalen hoe we denken (zie bijvoorbeeld hier).

De Oostenrijkse taalkundige Martina Wiltschko komt nu in het tijdschrift Glossa met een mogelijke oplossing: taal is er zowel voor taal als voor denken.

Dat klinkt op het eerste oor wat flauw: de ene groep zegt A, de andere zegt B, en jij komt en zegt ‘het is allebei een beetje waar’. Maar Wiltschko biedt interessante argumenten. Ze laat bijvoorbeeld zien dat er in een zin vaak twee elementen zitten: elementen die een gedachte uitdrukken en elementen die gaan over de interactie met de gesprekspartner:

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Ironie en samen naar een concert gaan

COLUMN - © Marc van Oostendorp eigen werk. Illustratie Attachment 1-10

Een van de fascinerendste verschijnselen in de communicatie is ongetwijfeld de ironie. Het is typisch menselijk: ik geloof niet dat er diersoorten zijn die elkaar ironisch bejegenen, en  kunstmatige intelligentie is er bij mijn weten ook nog niet aan toe.

Het is alleen de vraag hoe je het gebruik van ironie precies moet begrijpen. De klassieke definitie is dat je bij ironie het ‘omgekeerde zegt van wat je bedoelt’. Je kijkt uit het raam, het regent pijpenstelen, en je zegt ‘lekker weer, hè’.

Dat voorbeeld is alleen minder kenmerkend dan je zou denken. Er zijn allerlei problemen met die definitie, en in een recent (ongepubliceerd) artikel vatten de Amerikaanse taalkundigen Cohn-Gordon en Bergen die aardig samen.

In de eerste plaats is niet duidelijk waarom mensen ooit de behoefte zouden hebben om het omgekeerde te zeggen van wat ze bedoelen. Dat is wel het grootste probleem met ironie: ze lijkt omslachtig en zo ongeveer bedoeld om misverstanden te creëren, dat alles maakt het lastig te begrijpen waarom mensen zich aan zoiets overgeven.

Bovendien zeggen mensen die ironisch praten lang niet altijd ‘het tegenovergestelde’ van wat ze bedoelen. Stel dat je met een vriend naar een vreselijk amateuristisch concert bent geweest van een kraaienvalse zanger. Bij het naar buiten gaan zeg je “Waar heeft die op het conservatorium gezeten?” Dat is ironisch, maar het is niet ‘het tegenovergestelde van wat je bedoelt’, want het is niet duidelijk wat ‘het tegenovergestelde’ van een vraag is.

Doe het veilig met NordVPN

Sargasso heeft privacy hoog in het vaandel staan. Nu we allemaal meer dingen online doen is een goede VPN-service belangrijk om je privacy te beschermen. Volgens techsite CNET is NordVPN de meest betrouwbare en veilige VPN-service. De app is makkelijk in gebruik en je kunt tot zes verbindingen tegelijk tot stand brengen. NordVPN kwam bij een speedtest als pijlsnel uit de bus en is dus ook geschikt als je wil gamen, Netflixen of downloaden.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Dikpraatjes en burgerwetenschap

© Arizona State University Line drawing of men with BMI 25 outside at a pool party in swim trunks. Line drawing courtesy of Cindi SturtzSreetharan 2019

© Arizona State University Line drawing courtesy of Cindi SturtzSreetharan 2019

COLUMN - Het is een minigenre, een gesprekvorm die over het algemeen al is afgelopen voor je met je ogen geknipperd hebt. Iemand zegt tegen iemand anders ‘Ik voel me zo dik’, of ‘Geeft die broek me geen dikke kont?’ en daar reageert de ander dan op (‘Ben je een haartje betoeterd!’). Fat talk wordt het door de deskundigen genoemd; dikpraatjes.

Het blijkt niet gemakkelijk te zijn om te onderzoeken, bijvoorbeeld omdat het zo kort duurt en over het algemeen nu ook niet echt gesprekken oplevert die de deelnemers zich nog lang heugen. Stel dat je wil weten wat voor antwoorden er nu zoal gegeven worden op zo’n opmerking over iemands BMI, wat doe je dan?

In een nieuw artikel in het Journal of Sociolinguistics gaan een aantal onderzoekers van de Universiteit van Arizona in op deze kwestie. Het artikel gaat dus niet zozeer over die dikpraatjes zelf (misschien is daar ook echt niet zo heel veel over te zeggen) als wel over een algemener probleem in de taalkunde: hoe weten we hoe het echt zit? 

Die dikpraatjes zijn maar een aardig voorbeeld van het fenomeen. Mensen kwebbelen de hele dag wat af, maar wat gebeurt daar nu eigenlijk? Je kunt geschreven bronnen gebruiken (van de bijbel tot en met Twitter), maar geschreven taal is maar een magere afspiegeling van wat er de hele dag wordt gezegd. Je kunt mensen gaan opnemen, maar dan heb je alleen die mensen die toestemming willen geven, en bovendien gaan mensen mogelijk altijd toch net wat anders praten dan als ze niet worden opgenomen.

Foto: Garry Knight (cc)

Kunst op Zondag | Roeptoeter

Afgelopen week mag wel de week van de roeptoeter worden genoemd, waardoor wij genoodzaakt zijn, ja, geroepen tot een renaissance van de roeptoeter in de oorspronkelijke betekenis van het woord.

Want inmiddels heeft het begrip roeptoeter een negatieve betekenis gekregen: schreeuwlelijkerds die mensen uit elkaar drijven. En, bijvoorbeeld, er niet voor terugdeinzen kunst te misbruiken. Terwijl de roeptoeter van oorsprong een hulpmiddel is om afstanden te overbruggen, zodat van elkaar verwijderde mensen toch nader met elkaar kunnen communiceren.

Het mooie van de ouderwetse konische spreekbuis is de tweezijdigheid ervan. De ‘reteotpeor’ helpt luisteren. Mag ik een open deur verder openzetten door te stellen dat de hedendaagse roeptoeters zich eens wat vaker zouden moeten omkeren?

Hoe zien kunstenaars de roeptoeter? Spreekbuis of luisterend oor? Afstand scheppend of afstand  overbruggend?

Philip Aguirre y Otegui – Man met toeter (2003).
cc Flickr FaceMePLS photostream Kunst Voorstraat Kaprijke

In 2002, bij de herdenking van 700 jaar Guldensporenslag, schreven de Belgische gemeente Kaprijke en de provincie Oost-Vlaanderen een wedstrijd uit om een standbeeld te vinden dat symbool kon staan voor de Vlaamse geschiedenis en tevens eerbetoon kon zijn voor de ‘Vlaamse taalminnaars’ (taalkundigen die in de 19e eeuw voor erkenning van het Vlaams ijverden). Ze kozen voor het werk van Philip Aguirre y Otegui.

Steun ons!

De redactie van Sargasso bestaat uit een club vrijwilligers. Naast zelf artikelen schrijven struinen we het internet af om interessante artikelen en nieuwswaardige inhoud met lezers te delen. We onderhouden zelf de site en houden als moderator een oogje op de discussies. Je kunt op Sargasso terecht voor artikelen over privacy, klimaat, biodiversiteit, duurzaamheid, politiek, buitenland, religie, economie, wetenschap en het leven van alle dag.

Om Sargasso in stand te houden hebben we wel wat geld nodig. Zodat we de site in de lucht kunnen houden, we af en toe kunnen vergaderen (en borrelen) en om nieuwe dingen te kunnen proberen.

Doneer!

Sargasso is een laagdrempelig platform waarop mensen kunnen publiceren, reageren en discussiëren, vanuit de overtuiging dat bloggers en lezers elkaar aanvullen en versterken. Sargasso heeft een progressieve signatuur, maar is niet dogmatisch. We zijn onbeschaamd intellectueel en kosmopolitisch, maar tegelijkertijd hopeloos genuanceerd. Dat betekent dat we de wereld vanuit een bepaald perspectief bezien, maar openstaan voor andere zienswijzen.

In de rijke historie van Sargasso – een van de oudste blogs van Nederland – vind je onder meer de introductie van het liveblog in Nederland, het munten van de term reaguurder, het op de kaart zetten van datajournalistiek, de strijd voor meer transparantie in het openbaar bestuur (getuige de vele Wob-procedures die Sargasso gevoerd heeft) en de jaarlijkse uitreiking van de Gouden Hockeystick voor de klimaatontkenner van het jaar.

Foto: Ken Whytock (cc)

Mijn vriendin is een anti-vaxxer. Wat nu?

COLUMN - Het vertrouwen in de wetenschap staat onder druk. ‘Anti-vaxxers’ en klimaatontkenners vieren hoogtij. Wat gaat er mis? Hoe dichten we de kloof tussen onderzoekers en het algemene publiek?

Zou ik mijn kinderen vaccineren? De vraag serieus oproepen klinkt voor mij al absurd. De risico’s van vaccineren zijn miniem en wegen niet op tegen de baten. Mensen die hun kinderen niet vaccineren staan ver van mij af. Althans, dat dacht ik. Totdat het onderwerp ter sprake kwam bij een goede vriendin die met een serieuze blik verkondigde dat ze haar zoontje niet ging laten vaccineren: “Ik laat hem niet injecteren met in een lab gekweekte ziektekiemen die de ontwikkeling van zijn immuunsysteem onderdrukken.”

Mijn maag draaide om en de moed zakte in mijn schoenen: Zegt ze dit nu écht? Is mijn vriendin een ‘anti-vaxxer’? Het deed me extra pijn. Ik studeer zelf geneeskunde en zie van dichtbij met hoeveel toewijding artsen zich inzetten om mensen te helpen.

Twijfelt ze aan hun oprechtheid? Ik was boos. Ik verzamelde al mijn feitenkennis en stortte het op haar neer: vaccinaties zijn veilig, klaar. “Als je je kind niet vaccineert, ben je echt dom,” voegde een vriend toe. Een verwijt dat ik niet durfde te uiten, maar wel mijn gevoel verwoordde. In stilte keken we naar de tafel.

Foto: Free Press/ Free Press Action Fund (cc)

Nepnieuws is meer dan alleen een statelijke factor

De PvdA vindt dat minister van Binnenlandse Zaken, Kajsa Ollongren (D66) niet doorpakt in de bestrijding van nepnieuws (NRC, 21 februari 2019). Lezing van een (oude) brief aan de Kamer (van 13 december 2018) geeft de sociaal-democraten gelijk. Daarin uiterst summiere plannen om beïnvloeding van Nederlandse verkiezingen tegen te gaan. Summier omdat maar een half aangrijpingspunt (van de drie) in de bestrijding van nepnieuws door Ollongren wordt aangegrepen. Belangrijk omdat de brief staand beleid is.

Beleid

Een bron, een boodschap, een kanaal en publiek – veel eenvoudiger kan een communicatiemodel niet. Veel eenvoudiger kan beleid om nepnieuws te bestrijden evenmin. Wie is de bron?, wat weten we van het kanaal?, wat is dan de boodschap en welk effect heeft dat op het publiek? Ollongren vraagt het wetenschappers, maar stelt ook direct grenzen aan zowel de bron, de boodschap als het kanaal.

Bron

Zo richt haar ministerie zich alleen op statelijke actoren. Niet-statelijke actoren van nepnieuws hebben nadrukkelijk niets van de Nederlandse overheid te vrezen. Vreemd.

Nederlandse ambtenaren in strijd tegen nepnieuws moeten dus eerst aantonen dat een bron een statelijke actor is (of daaraan gelieerd) voordat … ja, voordat wat eigenlijk? De bron wordt onthuld? Van internet geweerd? Opgepakt als hij op vakantie komt in Amsterdam? Hopelijk gelekt naar journalisten voor een kek verhaal.

Lezen: Bedrieglijk echt, door Jona Lendering

Bedrieglijk echt gaat over papyrologie en dan vooral over de wedloop tussen wetenschappers en vervalsers. De aanleiding tot het schrijven van het boekje is het Evangelie van de Vrouw van Jezus, dat opdook in het najaar van 2012 en waarvan al na drie weken vaststond dat het een vervalsing was. Ik heb toen aangegeven dat het vreemd was dat de onderzoekster, toen eenmaal duidelijk was dat deze tekst met geen mogelijkheid antiek kon zijn, beweerde dat het lab uitsluitsel kon geven.

Foto: r2hox (cc)

Foutverbeterende codes

COLUMN - In de wiskunde bestaan “foutverbeterende codes”. De codes worden onder andere toegepast bij het corrigeren van foutjes die kunnen ontstaan bij grote berekeningen. Een voorbeeld was de verzending per satelliet van foto’s van Mars. Daarbij passeren vele, vele bits-and bytes. Op één van de gepubliceerde foto’s was een foutje te zien. Een aantal pixels was niet gecorrigeerd en daardoor leek een rots op het Marsoppervlak vaagjes op een menselijk gezicht.

Nu is de vraag natuurlijk hoeveel informatie verkeerd aan ons wordt gepresenteerd omdat er géén “foutverbeterende codes” zijn toegepast. In dit tijdperk waar de gigantische hoeveelheid bits-and-bytes je om de oren vliegen, kan natuurlijk wel eens een bitje of een bytje verkeerd terecht komen.

Dat er codes zijn die andere codes kunnen verbeteren is wel weer een gegeven met perspectief. Wat dacht je bijvoorbeeld van het repareren van “ongelukkige uitspraken”?

Je voert een gesprekje via je mobieltje, je zegt wat onbetamelijks. Je gesprekspartner gelooft de oren niet en zegt: Hè? Wat zeg je?”
Nu moet je nog klungelen met uitspraken als: “Ja, sorry, de verbinding viel even weg” of “Heb jij ook zo’n gekraak?” en vervolgens moet je iets verzinnen dat lijkt op wat je juist zei, maar nu veel positiever klinkt.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Is onze taal toe aan groot onderhoud?

nwa_logo_nlMarc van Oostendorp gaat in op voor taalkundigen onverwachte vragen die ‘het publiek’ gesteld heeft aan de Nationale Wetenschapsagenda.

Zou het verschijnsel van het gezonken cultuurgoed ook in de natuurwetenschappen bestaan? Dat je inzichten moet bestrijden die honderd jaar geleden inderdaad gebruikelijk waren, maar dat inmiddels onder onderzoekers niet meer bestaan? Je hebt natuurlijk mensen die de evolutietheorie ontkennen, maar dat is toch wat anders – ik geloof niet dat zulke mensen dan in plaats daarvan lamarckianen zijn.

In de menswetenschappen is het schering en inslag: terwijl onderzoekers een bepaalde manier van kijken onderhouden, halen hun tijdgenoten hun schouders op over zoveel wereldvreemdheid. En als de onderzoekers erachter komen dat die manier van kijken inderdaad niet werkt, begint die oude manier van kijken door te sijpelen en wordt voortaan als de normale beschouwt.

En zo denken sommige mensen nog hetzelfde als zeventiende-eeuwers over taal, getuige vragen aan de Nationale Wetenschapsagenda als de volgende:

 Is onze taal niet toe aan groot onderhoud?

COLUMN - Taal is het middel voor de overdracht van kennis en betekenis tussen mensen. Intermenselijke communicatie blijkt nu vaak een bron van misverstanden soms leidend tot misverstanden en conflicten. De effectiviteit van taal als instrumentarium om kennis en betekenis als zender zo te kunnen coderen resp. als ontvanger zo te kunnen decoderen dat optimaal is gewaarborgd dat berichten goed overkomen, kan worden vergroot door o.a.: 1) Het verwijderen van ambiguïteit d.m.v. a) reductie van synoniemen en homoniemen en b) eenduidige definiëring van begrippen o.b.v. een heldere taxonomie van concepten (met “ding” als ultiem, abstract, generiek supertype bovenin de klassenhiërarchie). Door terugkeer naar zelfverklarende woorden met: 2a) kwartier wordt kwartuur, eekhoorn wordt eikhoorn, oorzaak en oorsprong worden oerzaak en oersprong en bijv. twintig wordt tweetien, dertig wordt drietien, etc. Bijv. 324 wordt dan driehonderd tweetien vier. En met 2b) uitleg over de herkomst van woorden. Bijv. dat woorden met “scoop” erin verwijzen naar skopeeo = Grieks voor kijken zodat bioscoop = levenskijk, microscoop = kleinkijk, periscoop = omkijk, etc. Door 3) herintroductie van naamvallen zodat de rol van woorden binnen zinnen duidelijk is (wie of wat is de operator?, wie of wat de operand?, etc.)

Volgende