Geld wil winnen, niet meedoen

Ik probeer de koffie van mijn overhemd te vegen. Het was de schuld van het Journaal. De presentatrice wist met droge ogen te beweren dat de mascotte van het wasmiddel Robijn uit enkele Olympische arena’s was verwijderd “omdat de Olympische spelen niet om het geld gaan.” Daarop proestte ik het uit. Er zijn weinig organisaties die zo agressief hun merknaam en handel verdedigen als het Internationaal Olympisch Committee waar onze prins meevergadert. De olympische gedachte is, dat is geen geheim, inmiddels een lucratief idee gebleken.
Even de financiële feiten op een rijtje: volgens de site van het IOC is de internationale sportorganisatie een non-profit organisatie. Die haalde over de afgelopen vier jaar een bedrag binnen van ongeveer 4 miljard euro, ongeveer de omzet van een bedrijf als Getronics. En dan hebben we het nog niet over de miljarden die overheden, bedrijven en middenstanders daar nog bijpompen.
De televisierechten nemen daarvan 53% voor hun rekenening, sponsoring zorgt voor 34% en de resterende 13% wordt voor een groot deel met de verkoop van de megadure kaartjes binnen gesleept. Van die binnenstromende miljarden gaat 7%, dus 280 miljoen, op aan de overkoepelende organisatie van ‘meedoen is belangrijker dan winnen’, zonder dat daarin de directe kosten van de organisatie van een spelen in meegenomen zijn. Het is vast heerlijk vergaderen in Lausanne. De resterende 93% gaat op aan de organisatie van de spelen en vloeit via de nationale comités naar sportbonden en hopelijk sporters.
De slachtofferrol is een veel voorkomende voorkeurspositie. In de wereld van vandaag voelen 1 miljard moslims zich underdog, vechten Nederlandse gemeenten ‘in de polder’ tegen de zogenaamde suprematie van de randstad en Naties tegen Brussel. Soms is het verschil in macht overduidelijk, soms verdient een speler van dit geraffineerde spel een oscarnominatie. Dat laatste geldt zeker voor de vrouwen in het westen. Tuurlijk, mannen verdienen volledig onterecht wat meer en hebben het nog net iets meer voor het zeggen. Maar de roep van vrouwen om naar gelijkheid te streven wordt volledig doorkruist door de bescheiden positie waarin zij zich soms opperbest voelen. Neem nu de Olympische spelen.
In het winkelcentrum hoorde ik laatst de ene vrouw aan de andere stellig mededelen: “Ik weet niet of je het erg vindt, maar ik volg een assertiviteitscursus.” Met droge ogen, zonder te lachen. Daarna ging het gesprek al snel over de verharde samenleving. De cursusmevrouw dacht dat het allemaal meeviel en vond het een kwestie van perceptie. Daar heeft ze volkomen gelijk in, maar één ding zag ze niet in: percepties tellen ook mee. Misschien wel sterker dan ooit.