Gerommel aan de Birmees-Chinese grens
De junta van Myanmar heeft het eindelijk voor elkaar: een publieke veroordeling door China. Het gebeurde eind augustus, toen het Birmese leger volkomen onverwacht de militie onder de voet liep van de Kokang, een volk dat aan de grens met China leeft. Tienduizenden mensen, merendeels etnische Chinezen, vluchtten de grens met China over. Het had er de schijn van dat de actie van het Birmese leger mede door racistische motieven was ingegeven.
De Birmezen beweerden deze week dat de actie ingegeven was door Chinese waarschuwingen over een illegale wapenfabriek, dus dat de relatie tussen beide landen allerhartelijkst is. Sommige analisten wagen dit te betwijfelen. Birma gaat meer en meer de kant van Noord-Korea op, het soort vriend dat China liever kwijt dan rijk is.
De rust in het gebied zou inmiddels weergekeerd zijn, maar waarnemers spreken dat tegen. Andere milities, die een jarenlange wapenstilstand genoten, vragen zich namelijk af wie de volgende op het lijstje van de junta is. De grootste militie, die van de Wa bevolking, heeft zijn kantoren in de grensstad Tachilek grotendeels ontruimd en is de jungle ingetrokken. Hun leger is 30.000 man sterk. Ook de Kachin maken zich op voor oorlog, terwijl de Karen nieuwe kansen zien na zware verliezen afgelopen zomer.