De jeugd en de toekomst
Mijn geliefde was boos. De regering gaat de gezinsinkomens optellen en als basis nemen voor een bijstandsuitkering. Ze bedacht meteen een wrange variant: iemand is als werkloze in de bijstand beland en hokt zuinig op een zolderkamer bij zijn ouders, om voorzichtig een nieuw startkapitaal bijeen te brengen. Gaan ze die mogelijkheid afsnijden?
Ik moest bekennen dat zo’n voorbeeld heel waarschijnlijk was. Afschuwelijk, zei ze: terwijl afgezwaaide bewindslieden langer in het wachtgeld blijven, omdat de criteria voor passend werk strenger worden gemaakt. Hoe krom kan de wereld functioneren?
Ik kon haar niet veel troost bieden: als je voor een kwartje geboren bent, hoef je niet het gedrag van een dubbeltje te tonen. Brecht zou een mooiere formule hebben bedacht om de formule te hekelen: de regering Rutte “zet iedereen in zijn eigen kracht”, maar het is een uitdrukking zonder betekenis, als je minvermogende bent of niet veel kunt. Er zijn vast mensen die onterecht een uitkering hebben, zei ze, maar dit is kansen van mensen afpakken.
Het dreigt een groot onderwerp te worden. Vorige week schreef ik over de huishoudensvorming, gestimuleerd door een onderzoek dat aantoont dat generaties weer meer dan vroeger bij elkaar in trekken, vaak uit financiële noodzaak. Voor de ouderen lijkt dat een verbetering, want het vergroot de vitaliteit en het levensgeluk en de eenzaamheid daalt. De individualisering is een beetje doorgeslagen, dus prachtig als de mensen de weg wat naar elkaar terug vinden, al is het door economische noodzaak. Maar dan moet je dat met sociale wetgeving niet gaan afremmen.