Foto: Issa Hayatou, de opperbobo van de CAF
De bestuurders van de Afrikaanse voetbalbond CAF mogen zich eens goed achter de oren krabben. Zij wezen Angola de Afrika Cup toe, maar deden dat vooral vanuit economische en politieke motieven. De gevolgen van dat besluit slaan nu als een boemerang op de bobo’s terug.
Het was al groot nieuws in september 2006. Toen maakte de Afrikaanse voetbalbond CAF bekend dat Angola gastheer zou zijn van de Afrika Cup in 2010. Menig expert fronste onmiddellijk de wenkbrauwen. Angola? Het land dat al dertig jaar één grote puinhoop is? Het land waar tientallen jaren een bloedige burgeroorlog woedde? Waar de vrede broos is en het openbare leven een chaos?
Op het continent zelf hebben ze zo hun eigen verklaringen waarom Angola tot gastland werd gebombardeerd. Was het een taalkundige kwestie? Geen enkel Portugees-sprekend land had immers nog de Afrika Cup georganiseerd. Of was het toch de olie? Toen de overgebleven kandidaten voor de Afrika Cup 2010 werden bekendgemaakt, klaagden verschillende landen al over de “opvallende keus voor olieproducerende landen”.
Duurste plek
Angola is booming, op economisch gebied. Maar daardoor is Angola, en vooral de hoofdstad Luanda, op dit momenteel zo ongeveer de duurste plek op aarde. En de heisa in de olierijke regio Cabinda is nog geenszins voorbij. Gek genoeg koos de bond juist voor Cabinda om er groepswedstrijden te houden. Dat is nu écht een plek waar je alle liefhebbers van het Afrikaanse voetbal naartoe zou willen sturen.