COLUMN - De eerste thuiswerkdag is geen onverdeeld succes. Behalve de technische problemen – ik krijg het dock in eerste instantie ook niet aan de praat – kijk ik als een berg op tegen de kloteklus die me wacht. Baas M. is niet zo’n held met tijdschrijven, maar ik moet zo langzamerhand wel de uren van vorige maand gaan factureren. Dus hij heeft me gevraagd met behulp van agenda en mail uit te pluizen waar hij vorige maand zoal mee bezig is geweest. Als je weet hoeveel mail er in de support-e-mail binnenkomt, en hoe weinig betrokken ik meestal ben bij alle puur technische perikelen, bij uitstek zijn domein, dan snap je dat dat wel een dingetje wordt.
Eerst maar eens boodschappen doen, dan ben ik er vroeg bij en grijp ik niet weer mis bij het brood en de zuivel. Voor mij zeer essentiële voedingsmiddelen. Ben ik er meteen even uit…zodra de gedachte op komt, besef ik hoe belachelijk die is, het is potjandorie de eerste dag. Aansteller. Nou ja, het is ook een begin zonder duidelijk eind, dus het gevoel is best gerechtvaardigd.
Ik heb tegenstrijdige stemmetjes in mijn hoofd. “Wat een toestand, verschrikkelijk, hoe gaan we dit ooit overkomen? Ik voel me nu al eenzaam. Ik voel me nooit eenzaam!” “ Jezus mens, je gaat niet dood of zo. En al ging je wel, nou en? Dood gaan we allemaal.” “Ja maar…” Ik zet de stemmetjes op mute, en slenter op mijn dooie gemakkie door ’t park waar ik woon. En ik geniet van de lente, al is ’t wel verdomd koud. De vele bloesems en de belofte van de opkomende tulpen, maken de bijna uitgebloeide narcissen helemaal goed. Na meer dan 15 jaar ben ik nog elke dag blij dat ik hier mag wonen.