Perspectieven op Mohammed
RECENSIE - Niet zo lang geleden kreeg ik een aanbod van de Amsterdam University Press: of ik een exemplaar wilde hebben van Christian Langes Mohammed, Perspectieven op de Profeet. Om te bekijken of het boek geschikt is voor mijn onderwijspraktijk. Zoals Oscar Wilde al zei: I can resist everything except temptation, dus mijn recensie-exemplaar was snel opgevraagd. Het boek bleek leerzame lectuur.
Lange behandelt – na kort het probleem met de bronnen te hebben behandeld – verschillende beelden van de profeet onder moslims: Mohammed als leraar en geleerde, als filosoof, als mysticus, als wonderdoener. Zelfs het beeld van Mohammed in de moderne Egyptische literatuur, in de film en in de popmuziek komt aan bod. Lang niet al die beelden stemmen met elkaar overeen. Zo kan de ene moslim volhouden dat Mohammed – zoals ook in de koran staat – slechts een mens was zoals alle andere mensen en dus geen wonderen verrichtte, terwijl het aan de andere kant wemelt van de wonderverhalen in de islamitische wereld.
Lange behandelt ook de ontwikkeling van het beeld van een onfeilbare, onaantastbare profeet in het licht van het feit dat de vroege islam – en ook de koran – geen enkele moeite lijkt te hebben gehad met een profeet die zo af en toe een fout maakte. Hoe moslimgeleerden bijvoorbeeld om gingen met het verhaal van de duivelsverzen, vertoont een duidelijke ontwikkeling: aanvankelijk geloofden ze vrijwel allemaal dat het om een historisch voorval ging, tegenwoordig prevaleert onder moslims de overtuiging dat het een verzonnen verhaal is.
In Amerika ligt dat anders. Een zeer groot deel van de zwarte bevolking – zeker van dat deel van de bevolking dat afstamt van slaven – spreekt een eigen Engels. In zijn nieuwe boek Talking Back, Talking Black noemt de Amerikaanse taalkundige
In plaats van uw tatoeage voor u te vertalen, kan Gzella u wél wat vertellen over het Aramees dus, liefst vierhonderd pagina’s lang is hij aan het woord over een taal waarvan u na afloop weet dat het geen taal, maar een hele taalfamilie is. Die taalfamilie heeft een lange geschiedenis. Die start rond het begin van het eerste millennium voor Chr. en loopt tot op heden door, beslaat dus zo’n drieduizend jaar. Gzella neemt u mee vanaf dat prille begin ergens in Syrië, schetst het beeld van een taal die begint als de taal van een aantal lokale, kleine Arameese stadsstaten, maar die zich al vrij snel weet los te zingen van zijn oorsprong en zich ontwikkelt tot een wereldtaal die gedurende de volgende drieduizend jaar in het hele Midden Oosten wordt gebruikt, terwijl de taal eigenlijk – en dat is behoorlijk uniek – geen “thuisland” meer heeft.