RECENSIE - Het is 1799. Europa staat aan de vooravond van een nieuwe eeuw. Wanneer die nieuwe eeuw precies begint, is een onderwerp voor elegante discussie (dezelfde die gevoerd werd rond 1999), maar het is duidelijk dat er grote veranderingen op stapel staan.
In Frankrijk lijkt een einde te zijn gekomen aan de Revolutie met de staatsgreep van consul Napoleon. Een vermaard, meedogenloos generaal is nu de leider van de sterkste natie van Europa – en hij zal ongetwijfeld afrekenen met Frankrijks vijanden, de vijanden van de Revolutie.
Duitsland, dat allegaartje van reactionaire vorstendommen en vrije steden, lijkt een gemakkelijke prooi. En ondertussen broeit en gist het in datzelfde Duitsland.
Overal weerklinken de slogans van de Franse revolutie. Een nieuw tijdperk breekt aan! Maar niemand wil geassocieerd worden met de Jacobijnse terreur, of de oorlogstaal van Napoleon. In Duitsland moet het geen tijdperk van wapengeweld worden maar het tijdperk van de Geest. Napoleon wil de wereld dwingen, Duitsland zal de wereld onderwijzen. Tegenover de oppervlakkige Franse kreten (‘vrijheid, gelijkheid, broederschap!’) zal Duitsland een diepzinnig revolutionair denken scheppen. Een filosofie voor de nieuwe mens, die zijn eigen toekomst schept.
De grondlegger van die filosofie is Immanuel Kant. Althans, dat beweert Johann Gottlieb Fichte (1762-1814). Fichte blaast het stof van Kants abstracte werken. Hij wordt de Paulus van de nieuwe filosofie. Hij vestigt zijn roem met zijn Versuch einer Kritik aller Offenbaring, dat hij anoniem uitgaf en dat bij verschijnen direct wordt aangezien voor een nagelaten manuscript van Kant. Aha! Dát vond Kant dus van het fenomeen godsdienst! Kant verwierp alle openbaring! Weg met de Bijbel, weg met God! Nog groter is de opwinding als blijkt dat dit atheïstische geschrift (Fichte had niet voor niets zijn naam weggelaten) niet van Kant is maar van een leerling. Fichte is in één klap beroemd. Goethe, Geheimrat van de hertog van Saksen-Weimar, doet daarna zijn uiterste best om deze veelbelovende jongeman een hoogleraarspost te bezorgen. De hertog zélf moet uiteraard niets hebben van aanhangers van de Franse revolutie maar Goethe speelt zijn kaarten zorgvuldig. En het wordt Jena. Het slaperige universiteitsstadje krijgt een filosofisch kanon in huis.