COLUMN - Door misdaad sneuvelt er veel – maar criminelen zijn niet de enigen die zich gedragen als een olifant in de porseleinkast, vertrappelend wat hun in de weg staat. Ook de wethandhavers en beleidsmakers mogen graag een potje breken.
Begin deze maand opperde de Amsterdamse hoofdcommissaris Frank Paauw, in reactie op het flinterdunne onderzoek van Trips & Tromp over ondermijning van de rechtsstaat door drugscriminelen, dat het maar beter was om de rechtsstaat nog een stukje verder af te breken: de privacy moet overboord. De privacywetten moeten ‘op een andere leest worden geschoeid’, zei Paauw tegen Het Parool. ‘We laten onszelf nu de handen op de rug binden.’
Afgelopen week nam de minister van Justitie en Veiligheid het stokje van Paauw over.
De moord op advocaat Derk Wiersum liet volgens Grapperhaus zien dat het de hoogste tijd was om iets aan beknellende privacyregels te veranderen. Ja, er stond inderdaad al allerlei wetgeving in de steigers, maar de minister was de beroerdste niet en wilde van harte pleiten voor meer bevoegdheden op het vlak van opsporing en surveillance: ‘Privacy mag geen schild worden.’
Opmerkelijk. Er zijn de laatste twintig jaar absurd veel maatregelen genomen die massasurveillance, bestandskoppelingen, gegevensuitwisseling, profilering en ‘hinderlijk volgen’ mogelijk maken: van de sleepwet tot aan nummerbordherkenning, van overal camera’s plaatsen tot aan het vergemakkelijken van gegevens opvragen door de politie toe. Zelfs patiëntgegevens verliezen stukje bij beetje hun uitzonderingspositie. Maar het is kennelijk nooit genoeg: er kan volgens de beleidsmakers en wethandhavers altijd wel weer een beetje meer, maar een klein beetje hoor, van onze privacy af. Voor onze eigen veiligheid, immers.