Rotzooi
COLUMN - “Ja, maar ik snap niet dat ik de rotzooi van een ander op moet ruimen!” De oudste was pissed. Dat snap ik best, maar ik was het zat. Mijn dagelijkse wandeling door de bossen begint steeds meer te lijken op een tocht over de vuilnisbelt, dus ik had een geweldige zondagmiddagbesteding bedacht. Dacht ik.
Hij slenterde sloffend achter me aan. “Ik vind het smerig mam. Weet ik veel waar dat plastic vandaan komt. Misschien heeft er wel een hond over gepist!” Hij keek mij met een prepuberaal smoelwerk aan. Ik vrees wat me over een jaar of vijf te wachten staat. De jongste rende van hot naar her. Het ene bierblik na de andere wijnfles verdween in zijn plastic zak. “Ik mag hier zeker niet van drinken hè?” riep hij. “Wat denk je zelf?” snauwde zijn broer terug. Stukken papier werden onder zand vandaan getrokken, plastic werd uit struiken geplukt. Vergeten rotzooi van een speurtocht uit de bomen getrokken. Die kleine ging als een speer.
“Soms moet je gewoon iets doen voor de natuur, of je het nou leuk vindt of niet”, gaf ik als antwoord. Dat vond hij niet voldoende.
“Ik vind het goor. Laat die mensen hun eigen rotzooi weggooien! Zij hoeven toch ook mijn kamer niet op te ruimen? Zij gooien het hier neer, zij maken rommel in het bos en dan moet ik die vieze troep ook nog eens aanraken!”