Israel. Vaak heb ik op het punt gestaan een stukje te schrijven. Soms ben ik begonnen. Nooit heb ik het afgemaakt, laat staan gepubliceerd. Je kan het namelijk nooit goed doen: een verkeerd woord, één verkeerd leesteken en de horden vallen van onder en boven, van links en rechts over je heen. Het is een van die onderwerpen waarover zoveel feiten, feitjes en factoïden rondzweven dat niemand het volledige overzicht heeft en dat iedereen het schijnbaar overtuigende betoog van de ander kan verstoren door een ontbrekend gebeurtenisje, schandaaltje, complotje of cijfertje op te lepelen. Feiten die geen waarheid vormen, en waarheden die elkaar tegenspreken. Meningen dus. En gevoelens. Je bent intuïtief vóór, of je bent intuïtief tegen, en op basis van die intuïtie lezen wij de gebeurtenissen en vormen wij allen persoonlijke onze mening. Instinctief.
Voordat u mij vanuit uw pro-Israelische of pro-Palestijnse bunker begint te bestoken met allerlei feitjes die naar uw mening absoluut van doorslaggevend belang zijn om de huidige situatie te begrijpen daarom het volgende: ik weet het niet. Ik ken niet al uw feiten, en ik heb moeite genoeg met de mijne. Intuïtief voel ik mee met de verdrevenen. Verdrevenen, dat zijn die mensen die hun hebben en houden, hun land en huis hebben verloren of op moesten geven. Of ze dat nou deden omdat er iemand met een geweer en een nationalistische ideologie stond om hen van hun land richting de woestijn te drijven, of omdat men in het naoorlogse Europa geen toekomst meer zag na de genocide in het Derde Rijk, maakt wat mij betreft niet uit. Verdrevenen zijn verdrevenen, en blijven dat vaak generaties lang. Niet voor de wet, wel in het hoofd, en in het hart. Met alle frustraties en gevoeligheden van dien. Zie ook: Molukkers.