In marktwerking kun je niet wonen

van Naomi Woltring, eerder verschenen in het themanummer van idee-magazine (tijdschrift voor het sociaal-liberalisme) over marktmacht (april 2021) Als een partij iets wil doen aan ‘marktmacht’, is het goed om te leren van het verleden. Geïnspireerd door neoliberaal denken, poogde D66 in de paarse kabinetten ‘Nederland kartelparadijs’ in de jaren negentig open te breken met een nieuwe mededingingswet, deregulering, privatisering en betere wetgeving. Concurrentie als wapen tegen marktmacht. Inmiddels weten we dat de architecten van het marktwerkingsbeleid naïef waren over de maakbaarheid van de markt. Het debat over de woningnood kan een keerpunt zijn. In zijn beroemde boek Capitalism and Freedom stelt Milton Friedman dat competitief kapitalisme een voorwaarde is voor politieke vrijheid. Hoe groter de sfeer van de markt, hoe groter de sfeer waar keuzes gemaakt kunnen worden zonder politieke dwang en zonder dat een minderheid in het gedrang komt. ‘Unanimiteit zonder conformiteit’ noemde hij dat. En hoewel hij erkende dat machtsconcentraties op de markt ook vrijheid konden ondermijnen, achtte hij de risico’s daarvan minder groot dan een overheid die dat soort machtsconcentraties wilde voorkomen of bestrijden. Friedman is natuurlijk de bekendste neoliberaal van allemaal. Neoliberalisme is de ideologie die uitgaat van persoonlijke vrijheid die het beste bereikt kan worden door de markt zo groot mogelijk te maken en concurrentie te stimuleren. De overheid heeft hierbij als taak de markt mogelijk te maken. Bovendien moet de overheid zo veel mogelijk ‘marktconform’ beleid voeren. Afhankelijkheid van de verzorgingsstaat moet zo veel mogelijk worden beperkt, bijvoorbeeld door het stimuleren van eigen woningbezit. Lange neoliberale traditie Wat nog te weinig onderkend wordt, is dat Nederland ook een lange neoliberale traditie kent. De wortels daarvan liggen bij industriëlen die een uitgebreid stelsel van sociale zekerheid wilden voorkomen en zich daar georganiseerd tegen verzetten. Zij zochten aansluiting bij het internationale neoliberale netwerk Mont Pèlerin Society, dat na de Tweede Wereldoorlog ontstond. Nederlandse neoliberalen waren, in de woorden van historicus Bram Mellink, ‘politici zonder partij’. Ze zochten na de Tweede Wereldoorlog hun invloed via bestaande politieke partijen en probeerden daar een neoliberale omwenteling te bewerkstelligen. Veel invloedrijker nog was het neoliberalisme via het ambtelijk apparaat. In de jaren vijftig vormden neoliberale opvattingen de basis voor loonmatiging en export georiënteerd beleid. Die neoliberale overtuigingen verklaren ook de late opkomst van de Nederlandse verzorgingsstaat. Op het ministerie van Financiën kreeg het monetarisme, de overtuiging dat de centrale bank onafhankelijk moet zijn en dat die inflatie moet drukken, onder druk van de economische crisis eind jaren zeventig de overhand, gepersonifieerd door topambtenaar Frans Rutten (VVD). En in de jaren tachtig kreeg het geloof dat de overheid klein moest zijn, en zichzelf moest binden aan financiële spelregels, steeds meer voet aan de grond. De economische theorie van social en public choice won onder economen en topambtenaren aan populariteit. Volgens deze theorie zouden politici alleen hun eigen herverkiezing willen bewerkstelligen, en daarom nooit echt kunnen bezuinigen, en ministeries zouden allemaal op de hand van ‘pressiegroepen’ zijn – woningbouwcorporaties zouden bijvoorbeeld de dienst uitmaken op VROM. In de jaren tachtig culmineerden deze neoliberale theorieën in kritiek op de ‘overvraagde’ staat, die onmachtig en log zou zijn. De ‘stagnerende’ verzorgingsstaat werd steeds meer gezien als veroorzaker van economische problemen dan als oplossing daarvoor. De overheid moest gaan dereguleren en marktwerking en concurrentie bevorderen. Alleen zo kon de economische dynamiek versterkt worden, kon de economie weer groeien, konden meer mensen aan een baan komen en konden de lasten van de verzorgingsstaat verminderen. Voor Ad Geelhoed (PvdA), topambtenaar op het ministerie van Economische Zaken onder minister Hans Wijers (D66) tijdens Paars I, werd het bevorderen van marktwerking het belangrijkste criterium voor wetgevingskwaliteit. Keynesiaanse vraagstimulering maakte zo plaats voor aanbodstimulering (loonmatiging, deregulering), geïnspireerd door beleid uit de jaren vijftig. Geelhoeds ambtenaren op het ministerie van Economische Zaken definieerden marktwerking als de intensiteit van concurrentie. Ter bevordering van marktwerking in nutssectoren werden staatsbedrijven geprivatiseerd of verzelfstandigd, en in allerlei sectoren – van taxi tot loodswezen, van notarissen tot benzinepomp – werd meer marktwerking ingevoerd. Daarnaast werden concurrentiebeperkende maatregelen vervangen door maatregelen ter bevordering van mededinging en een gelijk speelveld. Om marktwerking te bevorderen moest de overheid een marktmeester worden die de verkeersregels van concurrentie streng bewaakte en kartelvorming en monopolievorming bestreed. Dat zou voorkomen dat de privatisering van publieke monopolies zou leiden tot het vervangen van staatsmacht door marktmacht van enkele grote bedrijven. Daarom brachten staatssecretaris Yvonne van Rooy (CDA) onder Lubbers II en III en minister Hans Wijers tijdens Paars I de Mededingingswet in lijn met Europese standaarden (van misbruikstelsel naar verbodsstelsel). Toezicht op deze markten werd zo veel mogelijk buiten politieke besluitvorming geplaatst en uitbesteed aan de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa). Duurzame marktordening In Nederland was niet het neoliberalisme van Friedman het meest invloedrijk. Zoals elke ideologie kent ook het neoliberalisme verschillende stromingen. Een belangrijk twistpunt onder neoliberalen was de vraag of de staat monopolies moest bestrijden of niet. Volgens de hierboven aangehaalde Friedman was dat niet nodig, want monopolies zouden onder de druk van creatieve destructie door nieuwkomers vanzelf verdwijnen en staatsingrijpen was veel bezwaarlijker. Duitse neoliberalen uit de ordoliberale traditie en de Geneefse traditie keken daar anders tegenaan. Volgens de Duitse ordoliberaal Ludwig Erhard ontleende de overheid haar legitimiteit aan het bevorderen van marktwerking en de Geneefse neoliberalen wilden de markt omheinen – buiten de politieke invloed plaatsen – middels handelsverdragen, wetgeving en internationale tribunalen. In Nederland werd, mede onder invloed van Ad Geelhoed, de Duits-Geneefse benadering dominant. De overheid moest voor een duurzame marktordening zorgen en eventuele overheidsinterventies moesten zoveel mogelijk marktconform zijn. Kartels moesten worden aangepakt omdat dat voor economische dynamiek zorgde en dat zou voor banen zorgen, waardoor mensen minder afhankelijk werden van de stagnerende verzorgingsstaat. Dat zou ook de publieke uitgaven drukken, wat goed was voor de openbare financiën (het verlagen van de staatsschuld en het inperken van de uitgaven aan sociale zekerheid) – wat uiteindelijk ook weer goed was voor de internationale concurrentiepositie. De Nederlandse naoorlogse corporatistische marktordening, waarbinnen ruimte was voor politieke afwegingen (‘wikken en wegen’ van het algemeen belang), werd met de Mededingingswet van 1998 vervangen door Europa-proof mededingingsregels uit de Duits-Geneefse traditie, waar besluitvorming buiten de democratische arena viel, gejuridiseerd en gedepolitiseerd. Ter bestrijding van marktmacht werd publieke macht ontdemocratiseerd. Marktconform woonbeleid Het marktmacht-argument werd ook gebruikt om onderdelen van de verzorgingsstaat in te perken. In 1989 bepleitte staatssecretaris van volkshuisvesting Enneüs Heerma (CDA) meer eigenwoningbezit en marktconform woonbeleid. Onder druk van criteria van de Economische en Monetaire Unie (EMU; de eurolanden) en steeds hogere uitgaven werden in 1995 de woningbouwcorporaties financieel verzelfstandigd. Zij behielden hun sociale taak, maar moesten vooral ook ondernemende marktactoren worden. In 2000 verscheen het rapport Corporaties tussen vangnet en vrijhandel waarin gepleit werd voor een level playing field voor de woningcorporaties. Zij hadden oneigenlijk voordeel op de markt vanwege belastingvrijstellingen vanwege hun sociale doelstelling. Hun ‘Robin Hood-model’ – geld verdienen aan dure woningen om te besteden aan goedkopere sociale woningbouw – werd onwenselijk geacht, want dat was oneerlijke concurrentie. Weer een paar jaar later moesten corporaties een heffing gaan betalen om het opknappen van ‘Vogelaarwijken’ te bekostigen en kwam onder Europese druk een inkomensgrens voor de sociale huursector tot stand om voor zo’n gelijker speelveld te zorgen. Terwijl de sociale huursector kromp, de huren stegen (meer marktconform werden), de uitgaven aan de huursubsidie dus ook en de corporaties sociale huurwoningen verkochten, stegen ook de huizenprijzen, de hypotheekschuld, de hypotheekrenteaftrek (subsidie op koophuis) en de omvang van de garanties die de overheid daar via de stichting Nationale Hypotheek Garantie (NHG) op gaf. De overheidsuitgaven verschoven zo van sociale huur naar koop, van publiek naar privaat, van anticyclisch naar procyclisch. Je zou het met Colin Crouch privatized keynesianism kunnen noemen. [1] De marktwerkingsoperaties leidden al in de jaren negentig tot een fikse discussie over het marktwerkingsbeleid. De Volkskrant maakte economen van Economische Zaken en Financiën uit voor ‘markt mafia’. De gelaakte economen reageerden met beschouwingen over de wenselijkheid van depolitisering en ontideologisering van het debat, want markten waren slechts een middel voor publiek te bepalen doelen. En ja, natuurlijk was goede marktwerking ook een doel op zich want het zorgt voor welvaart, groei en dynamiek. Maar economen kunnen doel en middel prima uit elkaar houden, en de politiek moest zich niet bemoeien met het middel maar met de doelen en de waarden. Dan kunnen economen berekenen hoe we daar het efficiëntst en optimaalst uitkomen. Toch vond de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) het in 2000 nodig om te waarschuwen dat publieke belangen geborgd moesten worden – en dat marktwerking daar een middel voor kan zijn. Inmiddels weten we dat de architecten van het marktwerkingsbeleid naïef waren over de maakbaarheid van de markt. Wie de staat ziet als marktmeester, mist dat er bedrijven zijn die machtiger zijn dan mededingingsautoriteiten en staten, die zelf politieke actoren zijn, die lobbyen en dreigen, die meeschrijven aan wetten en mededingingsboeten gewoon incalculeren. Denk aan Shell, denk aan de techgiganten. Beleid dat ‘marktmacht’ moest breken om competitie te bevorderen en consumenten meer vrijheid te geven, resulteerde bovendien in fusies en overnames (en dus steeds grotere bedrijven met meer macht). En bij de privatiseringen van het openbaar vervoer, die moesten leiden tot meer keuzevrijheid, leidde het beëindigen van publieke zeggenschap juist tot méér marktmacht van bijvoorbeeld buitenlandse staatsbedrijven die concurreren om het uitvoeren van publieke voorzieningen hier. Bovendien is het frappant dat het volgens economen ‘neutrale’ instrument van marktwerking in de praktijk van het woonbeleid vooral ten goede is gekomen aan mensen die op het juiste moment een huis kochten, aan mensen met een dikke bankrekening of een forse overwaarde op hun huis. Voor anderen is er steeds minder te kiezen. Woningnood als kantelpunt Overtuigde marktdenkers zullen pleiten voor nog betere competitiewetgeving, strikter anti-kartel en anti-trustbeleid. Maar daarvan hoeven we weinig heil te verwachten. Partijen als D66, PvdA, GroenLinks en SP proberen al jaren binnen de in de jaren negentig geschapen kaders sociaal en groen beleid te voeren, bijvoorbeeld door voorwaarden over het ‘passend toewijzen’ van huurwoningen te stellen aan woningbouwcorporaties, door te eisen dat verduurzaming van sociale huurwoningen niet leidt tot hogere huren. Natuurlijk, er zijn successen, maar het lost het probleem niet op. Een alternatief zou zijn om het geloof in de markt als middel én doel tegen het licht houden en huisvesting als publieke taak in ere herstellen. Waarom elke paar jaar weer die bureaucratische werkverschaffing van aanbestedingen waarin meestal alleen de grote partijen succesvol kunnen zijn? Het debat over de woningnood kan wat dat betreft een keerpunt zijn. Als er de afgelopen jaren een ding duidelijk is geworden, is het dat de markt de woningnood niet oplost. Het succes van het economisch beleid van de jaren negentig waarin vastgoed de motor van stedelijke economische groei moest worden, heeft zichzelf ingehaald. Dat geldt ook voor de marktconforme huren die mede gebaseerd worden op de WOZ-waarde en vervolgens gecompenseerd worden met huurtoeslag. Beleid dat gericht is op het steeds verder verruimen van de financieringsruimte deed de prijzen alleen maar verder stijgen en zorgt niet voor meer woonruimte. Op de vastgoedmarkt neemt de marktmacht van grote bedrijven en eigenaren toe: van de Prins Bernhards en Van Haga’s van deze wereld; van buitenlands vastgoedfondsen; van banken. Het rendement op vermogen zoals vastgoed is immers veel groter dan de economische groei, nog los van de vraag bij wie die groei terecht komt. Als kapitaal zó tendeert naar concentratie, dan lijkt het bevorderen van concurrentie nu niet het meest geëigende ordeningsmechanisme voor de vastgelopen woningmarkt. In marktwerking kun je niet wonen en in concurrentie ook niet. Het belasten van grondbezit helpt wél. Die extra belastingopbrengsten kunnen bovendien goed worden gebruikt voor het bouwen van nieuwe woningen. Veel ambtenaren die het ministerie van Volkshuisvesting van voor de brutering en van voor het afschaffen van de contingenten (de te bouwen woningen die gemeenten toegewezen kregen) meemaakten, leven nog. Zij kunnen vertellen hoe je dat doet, als overheid voor extra woningen zorgen. En – wild idee – laten we dat nu eens niet aan ‘de marktpartijen’ overlaten, maar laten we bewonerscoöperaties en woningbouwverenigingen een voorkeurspositie geven bij de uitvoering. Of – nóg verdergaand plan – laten we gemeentelijke woningorganisaties oprichten. En – heilig huisje – laten we de nationale en Europese mededingingsregels, die daarmee overtreden worden, vervangen. Want daar zijn ze hard aan toe. [1] Crouch, C (2009).‘Privatised Keynesianism: An Unacknowledged Policy Regime August’ in: British Journal of Politics & International Relations 11 (3). Naomi Woltring doet onderzoek naar de invloed van neoliberalisme op de Nederlandse verzorgingsstaat aan de Universiteit Utrecht. Ze is kandidaat voor de Eerste Kamer namens de PvdA. Onlangs was ze te zien in Andere Tijden over wonen, De Vinex-wijk: het huis als verdienmodel (vanaf 24:35). Idee-magazine is de periodieke uitgave van de Mr. Hans van Mierlo Stichting, het wetenschappelijk bureau van D66. Wij danken de auteur en de redactie voor hun medewerking. Dit artikel is onderdeel van de Sargasso serie Een ander kapitalisme.

Door: Foto: Flickr CC BY-NC 2.0 by Rasande Tyskar rethink capitalism Corona times Hamburg
Foto: Roel Wijnants (cc)

Meer of minder zelfstandige boeren?

De afgelopen twintig jaar is door schaalvergroting één op de twee zelfstandige boerenbedrijven gestopt – de afgelopen zeventig jaar zelfs zes op de zeven. Van wat zich nu nog ‘boer’ noemt, is een groot deel de mega-investeerders die voor platte winst de plattelandsgemeenschappen kapot hebben gemaakt. Het gevolg van staand beleid.

Deze investeerders hebben minder verstand van dieren dan van leningen, subsidies en spreadsheets. De stal zien ze nooit, het schoonmaken, melken, voeren en slachten laten ze over aan machines en dagloners. Voor het eigen land produceren ze niet: het voer wordt geimporteerd en het vlees wordt weer geexporteerd. Daarbij: de boer melkt het vee, de agro-industrie en de bank melken de boer. Een heel verdienmodel. De boer van nu zit gevangen in het systeem, de boeren van toen zijn in meerderheid al lang stadsbewoner geworden.

Nu wil ‘de boerenstand’ in de waterschappen het grondwater zo laag mogelijk hebben, zodat meer vee kan grazen. Maar als dat gebeurt, verzilt het land, zodat we over een decennium op een zoutkorst zitten waar niets meer op groeit. Daarnaast raakt onze bodem vertieft, niet alleen met ammoniak (stikstof), maar ook met bestrijdingsmiddelen – die we vervolgens zelf binnenkrijgen, de boer voorop.

Steun ons!

De redactie van Sargasso bestaat uit een club vrijwilligers. Naast zelf artikelen schrijven struinen we het internet af om interessante artikelen en nieuwswaardige inhoud met lezers te delen. We onderhouden zelf de site en houden als moderator een oogje op de discussies. Je kunt op Sargasso terecht voor artikelen over privacy, klimaat, biodiversiteit, duurzaamheid, politiek, buitenland, religie, economie, wetenschap en het leven van alle dag.

Om Sargasso in stand te houden hebben we wel wat geld nodig. Zodat we de site in de lucht kunnen houden, we af en toe kunnen vergaderen (en borrelen) en om nieuwe dingen te kunnen proberen.

Foto: Thomas Gartz (cc)

Das Auto slaat terug

Europa bereikte in oktober vorig jaar een buitengewoon belangrijke mijlpaal in de bestrijding van de klimaatverandering: vanaf 2035 mag er (bijna) geen auto met verbrandingsmotor meer worden verkocht. Het einde van de auto met verbrandingsmotor komt nu dus echt in zicht. Of is de Duitse auto-industrie nog in staat een spaak in het wiel te steken? De autofabrikanten kunnen hun traditionele lobbyisten uit CDU en CSU op dit moment moeilijk inzetten. Want de christendemocraten zitten niet in de regering. Maar er kwam hulp: de Duitse coalitiepartij FDP bleek bereid het Europese verbod op de verkoop van CO2-uitstotende auto’s en busjes per 2035 nog even tegen te houden. Onmiddellijk staken fans van de verbrandingsmotor in andere regeringen ook hun vinger op. Behalve de Tsjechen en de Italianen kwamen ook de Polen en Bulgaren met steun voor het Duitse voorbehoud.

E-fuels

De Duitse transportminister Volker Wissing (FDP) wil zijn instemming met het EU-plan voor verbrandingsmotoren verbinden aan een akkoord over „CO2-neutrale brandstoffen” – ook wel ‘e-fuels’ genoemd. Over de effectiviteit van deze ‘e-fuels’ heerst nog veel onzekerheid. En zowel e-fuels als waterstof zijn op dit moment nog geen echt alternatief. Ze zijn veel te duur en complex om op grote schaal te maken, schrijft Autovisie. Desondanks heeft Porsche er al flink in geïnvesteerd. Het voordeel is dat er voor e-fuels minder geïnvesteerd hoeft te worden in vervoer, opslag, tankstations e.d. E-fuels lijken echter niet een acceptabel alternatief voor de elektrische auto. De move van de FDP zal er wel toe leiden dat de nodige besluitvorming wordt opgeschort en dat levert de industrie tijd op om nog even op oude voet door te gaan. De regering heeft bij gebrek aan eenstemmigheid de bal nu weer teruggespeeld naar Brussel. Daar lijkt men volgens Politico wel bereid de liberalen een geitenpaadje te bieden. Met enige aanpassingen in de nu wat vage tekst van de wet zou er explicieter ruimte geschapen kunnen worden voor het gebruik van e-fuels. Of andere landen daar dan mee akkoord gaan zal nog moeten blijken.

Foto: Amnestic_Arts (cc)

Amerikaanse antimonopolisten

ACHTERGROND - Het neoliberalisme, hoe je het ook precies definieert, lijkt diep geworteld in zowel het denken van onze politici als in onze politiek-economische instituties. In de V.S. is er echter één terrein waarop ze langzaam plaats lijkt te maken voor een Amerikaanse politieke traditie die de afgelopen jaren voor de tweede keer nieuw leven is ingeblazen. Een traditie bestaande uit wetgeving en een praktijk van handhaving die zich tegen kartels keert en werk maakt van trustbusten. Een traditie waarvan ik de voorvechters hier schaar onder de zowel in het Engels als Nederlands bruikbare term: antimonopolisten.

In Capitalism and Freedom beschrijft Milton Friedman een niet onbelangrijk probleem. Our minds tell us, and history confirms, the great threat to freedom is the concentration of power. Anders dan de neoliberalen begrijpen antimonopolisten echter dat die waarschuwing ook geldt voor de concentratie van economische macht.

Antimonopolisten onder Theodore Roosevelt

De traditie van de antimonopolisten is terug te voeren tot de Amerikaanse economie van het einde van de 19de eeuw. In reactie op de economische machtsconcentratie bij wat de robber barons zijn gaan heten, neemt het congres wetgeving aan. De bekendste wet, vernoemd naar Senator John Sherman, is de Sherman Antitrust Act uit 1890 Deze wet is gericht tegen kartelvorming en het ondermijnen van competitie. Het Amerikaanse Hooggerechtshof vat het doel van de wet in 1993 als volgt samen:

Lezen: Venus in het gras, door Christian Jongeneel

Op een vroege zomerochtend loopt de negentienjarige Simone naakt weg van haar vaders boerderij. Ze overtuigt een passerende automobiliste ervan om haar mee te nemen naar een afgelegen vakantiehuis in het zuiden van Frankrijk. Daar ontwikkelt zich een fragiele verstandhouding tussen de twee vrouwen.

Wat een fijne roman is Venus in het gras! Nog nooit kon ik zoveel scènes tijdens het lezen bijna ruiken: de Franse tuin vol kruiden, de schapen in de stal, het versgemaaide gras. – Ionica Smeets, voorzitter Libris Literatuurprijs 2020.

Lezen: Bedrieglijk echt, door Jona Lendering

Bedrieglijk echt gaat over papyrologie en dan vooral over de wedloop tussen wetenschappers en vervalsers. De aanleiding tot het schrijven van het boekje is het Evangelie van de Vrouw van Jezus, dat opdook in het najaar van 2012 en waarvan al na drie weken vaststond dat het een vervalsing was. Ik heb toen aangegeven dat het vreemd was dat de onderzoekster, toen eenmaal duidelijk was dat deze tekst met geen mogelijkheid antiek kon zijn, beweerde dat het lab uitsluitsel kon geven.

Foto: Flickr CC BY-NC 2.0 by Rasande Tyskar rethink capitalism Corona times Hamburg

Wat de groene beweging nodig heeft is niet meer denkkracht, maar meer daadkracht

ESSAY - van Sara Van Rompaey en Seppe De Meulder, eerder verschenen in tijdschrift ‘De Helling, (redactie Wetenschappelijk Bureau GroenLinks)

Het is een vergissing om de hoop op een ecologische omwenteling te zoeken in specifieke maatregelen of een uitgestippelde route. Hoop is niet het resultaat van de openbaring van een utopie, maar van verzet tegen de noodtoestand. Wie droomt van een ander economisch systeem moet daar zijn waar het huidige systeem ravages aanricht.

1 november 1755, Lissabon. De kerken van de hoofdstad van Portugal zitten stampvol gelovigen die Allerheiligen vieren. Omstreeks kwart voor tien begint de aarde minutenlang te beven. De beving wordt gevolgd door een tsunami en een brand die bijna heel Lissabon vernietigt. Meer dan een derde van de bevolking van Lissabon laat het leven, 85 procent van de gebouwen wordt vernield. De schade blijft niet beperkt tot Lissabon. Grote delen van Portugal worden getroffen. De schokgolven van de aardbeving zijn voelbaar door heel Europa en Noord-Afrika.

‘Op de aardbeving volgde een geestbeving’ schrijft Philipp Blom in een essay voor De Groene Amsterdammer. De aardbeving van Lissabon moet zowat de meest besproken natuurramp in de westerse geschiedenis zijn. Was het dominante denkkader voordien al wat aan het wankelen gebracht, dan ging het na de aardbeving daveren op zijn grondvesten. ‘Het verhaal over 1755 gaat niet over een aardbeving, maar over de crisis van een collectief verhaal’, aldus Blom.

Foto: Barcelona En Comú (cc)

‘Ik denk niet dat het kapitalisme getemd kan worden’

INTERVIEW - door Daniël Boomsma, eerder verschenen in het themanummer van idee-magazine (tijdschrift voor het sociaal-liberalisme) over marktmacht (april 2021)

Econoom en politicus Yanis Varoufakis maakte naam als de markante minister van Financiën van het noodlijdende Griekenland in 2015, in de nasleep van de eurocrisis. Hij verzette zich – tevergeefs – tegen de geëiste bezuinigingen op de Griekse economie in ruil voor steunpakketten. Inmiddels is hij parlementslid voor MeRA25, dat deel uitmaakt van zijn pan-Europese beweging DiEM25 (Democracy in Europe Movement 2025). In zijn roman Another Now. Dispatches from an Alternative Present (2020) schetst hij een alternatieve economie waarin commerciële banken en aandelenbeurzen zijn verdwenen en werknemers bedrijven in collectief eigendom hebben. ‘De geschiedenis leert ons dat haalbare alternatieven absoluut onhaalbaar lijken totdat ze tot stand zijn gekomen.’

In uw roman Another Now stelt één van de hoofdpersonages, Iris, dat ‘er maar één keuze is. Óf we geven ons over aan een oligarchie die in naam van het liberalisme over elke vorm van vrijheid walst die ertoe doet. Óf we erkennen dat de uitvinding van het kapitalisme moet worden tenietgedaan’. Een ander personage, Eva, antwoordt dat het kapitalisme ‘ons allemaal uit de armoede heeft getild en het enige realistische perspectief biedt om hetzelfde te doen voor miljoenen mensen die er nog steeds onder te lijden hebben’. Maar Eva geeft ook toe dat ‘het temmen van het kapitalistische beest waarschijnlijk zinloos is’. Wanneer raakte u er zelf van overtuigd dat het kapitalisme niet te temmen is?
‘Laat me, voordat ik die vraag beantwoord, vooropstellen dat de twee personages die je noemt, Iris en Eva, een innerlijk conflict doormaken. Dat is iets goeds. Als we niet twijfelen, zijn we gevaarlijk. De romanvorm is daar bij uitstek geschikt voor. Als je een essay of een manifest schrijft, moet je zeggen waar je in gelooft. De structuur van de roman laat meer vrijheden toe en biedt de mogelijkheid om twijfels over je eigen opvattingen uit te drukken. Je ziet dat in deze roman omdat Eva uiteindelijk besluit dat ze zich niet kan verenigen met hoe het kapitalisme nu is, terwijl Iris het omgekeerde doet. Dat gezegd hebbende: ik ben al heel vroeg gaan geloven dat het ondoenlijk is om het kapitalisme te temmen. De macht van het kapitaal vandaag is immens. Het is een beest dat zowel geweldige als verschrikkelijke dingen kan doen. Ik denk niet dat het te temmen is. Het is eventjes gelukt, gedurende een kwart eeuw na de Tweede Wereldoorlog. Toen leek de financiële geest terug in de fles te zijn gestopt. We hadden feitelijk een wereldwijd geleide economie. We hadden overal dezelfde munteenheid met vaste wisselkoersen, controle op kapitaal zodat banken niet met geld konden gokken. Vijfentwintig jaar lang hadden we afnemende ongelijkheid, sterke economische groei, goede banen en lage inflatie. Dichterbij een beschaafd kapitalisme zijn we niet gekomen. Maar de periode sinds 1971, het jaar dat Bretton Woods explodeerde en het neoliberalisme werd ingeluid, bewijst dat het beest niet bedwongen kan worden. Het brak zijn ketenen. Het creëerde opnieuw een irrationele uitbundigheid, die leidde tot de financiële crisis van 2008 en de economische stagnatie die we sindsdien kennen – en die wordt versterkt door de coronapandemie.

Doneer!

Sargasso is een laagdrempelig platform waarop mensen kunnen publiceren, reageren en discussiëren, vanuit de overtuiging dat bloggers en lezers elkaar aanvullen en versterken. Sargasso heeft een progressieve signatuur, maar is niet dogmatisch. We zijn onbeschaamd intellectueel en kosmopolitisch, maar tegelijkertijd hopeloos genuanceerd. Dat betekent dat we de wereld vanuit een bepaald perspectief bezien, maar openstaan voor andere zienswijzen.

In de rijke historie van Sargasso – een van de oudste blogs van Nederland – vind je onder meer de introductie van het liveblog in Nederland, het munten van de term reaguurder, het op de kaart zetten van datajournalistiek, de strijd voor meer transparantie in het openbaar bestuur (getuige de vele Wob-procedures die Sargasso gevoerd heeft) en de jaarlijkse uitreiking van de Gouden Hockeystick voor de klimaatontkenner van het jaar.

Lezen: De BVD in de politiek, door Jos van Dijk

Tot het eind van de Koude Oorlog heeft de BVD de CPN in de gaten gehouden. Maar de dienst deed veel meer dan spioneren. Op basis van nieuw archiefmateriaal van de AIVD laat dit boek zien hoe de geheime dienst in de jaren vijftig en zestig het communisme in Nederland probeerde te ondermijnen. De BVD zette tot tweemaal toe personeel en financiële middelen in voor een concurrerende communistische partij. BVD-agenten hielpen actief mee met geld inzamelen voor de verkiezingscampagne. De regering liet deze operaties oogluikend toe. Het parlement wist van niets.

Foto: UCL Institute for Innovation and Public Purpose (cc)

Video | Mariana Mazzucato – Mission Economy

De overheid gaat de put pas dempen als het kalf al dik verdronken is. Dat is zonde van het geld dat daarmee gemoeid is. Een pro-actieve overheid had natuurlijk haar geld gestoken in het voorkomen van dat ongeluk.

De econome Mariana Mazzucato is erg optimistisch over de rol die de overheid zou moeten spelen als voortrekker en regisseur van vernieuwingen die in samenwerking met publieke en private bedrijven de grote vaagstukken van vandaag de wereld uit helpen.

Hoe dan?

We kunnen alleen een begin maken met het vinden van antwoorden als we het kapitalisme fundamenteel herstructureren om het inclusief, duurzaam en gedreven door innovatie te maken die concrete problemen aanpakt. Dat betekent het veranderen van overheidsinstrumenten en -cultuur, het creëren van nieuwe kenmerken van corporate governance en ervoor zorgen dat bedrijven, de samenleving en de overheid samenwerken om een ​​gemeenschappelijk doel te delen.

Citaat uit synopsis ‘Mission Economy A moonshot guide to changing capitalism’.

Mooi voorbeeld vindt Mazzucato bijvoorbeeld hoe vlot overheid en farmaceutische industrie aan de slag gingen om Covid-19 te tackelen. Daar ontbreekt wel één belangrijk element aan: de overheid, wij dus, zien maar bar weinig terug van het geld dat er in is gestoken.

Foto: Flickr CC BY-NC 2.0 by Rasande Tyskar rethink capitalism Corona times Hamburg

Alleen op vertrouwen kan je bouwen

ESSAY - van Michiel Nanninga, eerder verschenen in tijdschrift ‘De Helling”, (redactie Wetenschappelijk Bureau GroenLinks)

Om het leven op onze planeet te behouden is een fundamentele hervorming van onze economie onvermijdelijk. Dit kan alleen als we het vertrouwen in de overheid herstellen. Een sterke overheid die met zelfvertrouwen samenwerkt met haar burgers, is noodzakelijk als we het kapitalisme nog willen keren.

Toen Rutger Bregman in 2019 mocht spreken op de jaarlijkse bijeenkomst van het World Economic Forum in Davos over het bestrijden van ongelijkheid, had hij zijn relaas grondig voorbereid. Tot afschuw van de organisatie sprak hij de woorden Taxes, taxes, taxes, all the rest is bullshit uit. Dat filantropie ongelijkheid de wereld niet uit gaat helpen, daar heeft hij gelijk in, maar ongelijkheid pak je slechts gedeeltelijk aan met belastingen voor de (super)rijken. Ook belastingen zijn slechts symptoombestrijding als we niets doen aan een compleet uit de rails gelopen wereldeconomie.

Een improductieve overheid?

Hoe zouden we de economie dan echt anders kunnen inrichten? In mijn zoektocht naar een antwoord stuitte ik op het werk van de Italiaanse econoom Mariana Mazzucato. In haar boek De waarde van alles brengt ze de lezer terug naar de kern van de economie: het creëren van waarde.[1] Hoe je de economie inricht, draait om de vraag wie als productief wordt gezien. Anders gezegd: wie creëert er waarde? Met als vervolgvraag: hoe worden de baten uit deze waarde verdeeld? Op doortastende wijze pluist Mazzucato het huidige economische narratief uit. Namelijk dat het bedrijfsleven als productief wordt gezien en de overheid als improductief. Dat is een ideologische aanname, zonder wetenschappelijk bewijs. En deze aanname heeft verregaande gevolgen.

Doe het veilig met NordVPN

Sargasso heeft privacy hoog in het vaandel staan. Nu we allemaal meer dingen online doen is een goede VPN-service belangrijk om je privacy te beschermen. Volgens techsite CNET is NordVPN de meest betrouwbare en veilige VPN-service. De app is makkelijk in gebruik en je kunt tot zes verbindingen tegelijk tot stand brengen. NordVPN kwam bij een speedtest als pijlsnel uit de bus en is dus ook geschikt als je wil gamen, Netflixen of downloaden.

Lezen: Venus in het gras, door Christian Jongeneel

Op een vroege zomerochtend loopt de negentienjarige Simone naakt weg van haar vaders boerderij. Ze overtuigt een passerende automobiliste ervan om haar mee te nemen naar een afgelegen vakantiehuis in het zuiden van Frankrijk. Daar ontwikkelt zich een fragiele verstandhouding tussen de twee vrouwen.

Wat een fijne roman is Venus in het gras! Nog nooit kon ik zoveel scènes tijdens het lezen bijna ruiken: de Franse tuin vol kruiden, de schapen in de stal, het versgemaaide gras. – Ionica Smeets, voorzitter Libris Literatuurprijs 2020.

Foto: Flickr CC BY-NC 2.0 by Rasande Tyskar rethink capitalism Corona times Hamburg

De markt is wat de markt niet is

ESSAY - van Paul Teule, eerder verschenen in het themanummer van idee-magazine (tijdschrift voor het sociaal-liberalisme) over marktmacht (april 2021)

Bijna alle politieke partijen willen ‘de vrije markt’ beteugelen door een sterke(re) overheid. De toenemende ongelijkheid, de overmacht van Big Tech, de klimaatcrisis – er is grote consensus dat ‘de markt’ te veel vrij spel heeft gekregen en tot steeds meer uitwassen leidt. Echter, het pleidooi voor ‘minder markt’ en dus ‘meer staat’ versterkt het problematische frame dat economie en overheid in een nulsomspel verwikkeld zijn. Een frame waar sociaal-liberalen zich niet in moeten laten vangen.

In de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen tekende zich een opvallende politieke consensus af: van links tot rechts zijn markten en het (multinationale) bedrijfsleven de kop van Jut en wordt de overheid op het schild gehesen. De hoogleraren Rutger Claassen en Kees Cools, die in het economenblad ESB de verkiezingsprogramma’s naast elkaar legden, verbaasden zich over deze plotse, onaangekondigde omslag. ‘Blijkbaar hebben al langer lopende zorgen over klimaat, ongelijkheid, machtsconcentraties en dergelijke zich opgehoopt, en resulteren ze nu in een collectieve heroverweging.’

Of er na de verkiezingen ook concrete plannen in een regeerakkoord gaan komen, is de vraag omdat verschillende partijen verschillende ingrepen bepleiten. Vooral D66 en VVD, constateren Claassen en Cools, zetten in op een sterkere marktmeester voor meer mededinging; D66, GroenLinks, PvdA en ChristenUnie doen voorstellen om bedrijven verplicht bredere verantwoordelijkheid te nemen. Voorstellen voor eerlijke prijzen vind je vooral bij D66 en ChristenUnie; de maatschappelijke onderneming bij D66, ChristenUnie en CDA. De auteurs missen een diepere, integrale aanpak en de vraag is – ook omdat de markt traditioneel het domein van liberalen is, en omdat D66 de meeste hervormingsvoorstellen lijkt te doen – wat de onderliggende sociaal-liberale analyse is.

Foto: TED Conference (cc)

Video | Kate Raworth – Donuteconomie

Neem de negen planetaire grenzen waarvan Johan Rockström en 28 internationaal bekende wetenschappers vaststelden dat we daarbinnen een goede toekomst hebben. Overschrijden we een of meerdere van die grenzen dan gaat het mis met ons aller huis: de aarde.

The planetary boundaries framework. CC BY-NC-ND 3.0. J. Lokrantz/Azote based on Steffen et al. 2015

Neem de zeventien Sustainable Development Goals (duurzame ontwikkelingsdoelen) van de VN. Doelen die in 2023 zo ver ontwikkeld moeten zijn dat een schonere, veiliger en minder ongelijk verdeelde wereld voor iedereen wordt gerealiseerd.

Sdg wheel CC BY 4.0 EU International partnerships Europa

De Britse econome Kate Raworth bracht deze twee modellen bij elkaar en begon uit te pluizen hoe de principes van die twee theorieën bij elkaar gebracht konden worden. Dat resulteerde in haar Donutmodel.

DoughnutEconomics, CC BY-SA 4.0, via Wikimedia Commons

In zeven stappen naar een donuteconomie. Waar het niet langer gaat om ‘groei’, het aloude en nog immer heersende principe van onze huidige economie, maar om een economie die is ingericht op sociale rechtvaardigheid de binnenring van de donut) en een ecologisch plafond (de buitenring) kent. Zolang we binnen die ringen van de donut blijven, zou het voor iedereen goed toeven op deze aarde moeten zijn.

Vorige Volgende