Alleen op vertrouwen kan je bouwen

Foto: Flickr CC BY-NC 2.0 by Rasande Tyskar rethink capitalism Corona times Hamburg
, Serie:

ESSAY - van Michiel Nanninga, eerder verschenen in tijdschrift ‘De Helling”, (redactie Wetenschappelijk Bureau GroenLinks)

Om het leven op onze planeet te behouden is een fundamentele hervorming van onze economie onvermijdelijk. Dit kan alleen als we het vertrouwen in de overheid herstellen. Een sterke overheid die met zelfvertrouwen samenwerkt met haar burgers, is noodzakelijk als we het kapitalisme nog willen keren.

Toen Rutger Bregman in 2019 mocht spreken op de jaarlijkse bijeenkomst van het World Economic Forum in Davos over het bestrijden van ongelijkheid, had hij zijn relaas grondig voorbereid. Tot afschuw van de organisatie sprak hij de woorden Taxes, taxes, taxes, all the rest is bullshit uit. Dat filantropie ongelijkheid de wereld niet uit gaat helpen, daar heeft hij gelijk in, maar ongelijkheid pak je slechts gedeeltelijk aan met belastingen voor de (super)rijken. Ook belastingen zijn slechts symptoombestrijding als we niets doen aan een compleet uit de rails gelopen wereldeconomie.

Een improductieve overheid?

Hoe zouden we de economie dan echt anders kunnen inrichten? In mijn zoektocht naar een antwoord stuitte ik op het werk van de Italiaanse econoom Mariana Mazzucato. In haar boek De waarde van alles brengt ze de lezer terug naar de kern van de economie: het creëren van waarde.[1] Hoe je de economie inricht, draait om de vraag wie als productief wordt gezien. Anders gezegd: wie creëert er waarde? Met als vervolgvraag: hoe worden de baten uit deze waarde verdeeld? Op doortastende wijze pluist Mazzucato het huidige economische narratief uit. Namelijk dat het bedrijfsleven als productief wordt gezien en de overheid als improductief. Dat is een ideologische aanname, zonder wetenschappelijk bewijs. En deze aanname heeft verregaande gevolgen.

Allereerst wordt door dit narratief de bijdrage van de overheid aan de economie stelselmatig gemarginaliseerd. Ondernemers, start-ups en investeerders worden gezien als grootste bijdragers, want zij helpen de economie vooruit met hun gedurfde innovaties. Daarmee claimen zij ook het leeuwendeel van de opbrengsten die uit hun bedrijf komen. Dit gebeurt bijvoorbeeld in de farmaceutische industrie, waar bedrijven hele brede patenten aanvragen op nieuwe medicijnen, zodat geen enkel ander bedrijf ook maar in de buurt komt van doorontwikkeling. De eerste patentaanvrager kan zo voor een nieuw soort medicijn altijd de hoofdprijs vragen.

Maar dit gaat voorbij aan de realiteit van waardeschepping als collectief proces. In werkelijkheid zijn alle activiteiten van een onderneming intensief verweven met besluiten die genomen zijn door gekozen regeringen. Dit geldt in het bijzonder voor innovatie en technologische ontwikkeling, waarbij de overheid zorgt voor goed onderwijs en voor financiële middelen om nieuwe technologieën te ontwikkelen. Ga maar na, zonder de eerste risicovolle investering door overheden zouden veel sectoren er nu anders uitzien of überhaupt niet bestaan. Zonder het door de Amerikaanse overheid ontwikkelende internet geen Google, Uber of Airbnb. Zonder visionaire overheid geen man op de maan, geen touchscreen-technologie en geen zonnepanelen.  Of om een Nederlands voorbeeld uit de jaren zestig te noemen: zonder overheid geen grootschalige aansluiting van huizen op aardgas voor verwarming.

De onzekere overheid

Innoveren is een proces van vallen en opstaan. In de private sector wordt dat geaccepteerd. Maar helaas worden overheden als er iets misgaat meteen incompetent geacht. Hierdoor krijgen publieke organisaties vaak te horen dat ze geen grote ambities mogen hebben en vooral de concurrentie moeten bevorderen. Het is niet de bedoeling dat zij de markten ‘verstoren’ door al voor te sorteren op specifieke technologieën of sectoren waarin geïnvesteerd moet worden. Daarbij wordt ambtenaren verteld op de achtergrond te blijven, de kosten te minimaliseren en vooral geen vergissingen te maken.

Wanneer we niet geloven in het vermogen van de overheid om waarde te scheppen, kan zij dat op een gegeven moment ook niet meer

Wanneer de overheid niet langer in haar eigen capaciteiten investeert, wordt ze onzeker over zichzelf. Het ambtelijk apparaat wordt minder bekwaam en de kans op mislukkingen neemt toe. Het wordt dan moeilijker om het bestaan van een specifieke overheidsfunctie te rechtvaardigen, wat tot verdere bezuinigingen of op den duur privatisering leidt. Het gebrek aan geloof in de overheid wordt zo een self-fulfilling prophecy: wanneer we niet geloven in het vermogen van de overheid om waarde te scheppen, kan zij dat op een gegeven moment ook niet meer. En wanneer de overheid wel waarde creëert, wordt die waarde gezien als een succes van de private sector, of blijft deze onopgemerkt. Dit wordt door Noam Chomsky ook wel pakkend omgeschreven als ‘de standaardtechniek van privatisering’: bezuinig, zorg dat dingen niet werken, mensen worden boos, je geeft het in handen van privaat kapitaal.[2] Na tientallen jaren van deze privatiseringslogica is duidelijk dat het publiek in de regel minder transparantie en lagere kwaliteit krijgt, en met private monopolies en hogere kosten geconfronteerd wordt. Dit is het omgekeerde van wat privatisering geacht wordt te bereiken.

De maatschappij met 2-0 achter

Het resultaat is tweeledig. Door privatisering zijn innovaties, en soms zelfs hele sectoren, weggegeven aan het grootkapitaal van beursgenoteerde bedrijven. De aandeelhouders van die bedrijven teren nu op waarde die mede is gecreëerd door de overheid. Waarde waar ze vaak nauwelijks tot geen belasting over betalen. Maar diezelfde beursgenoteerde bedrijven kloppen wel bij de overheid aan in tijden dat het financieel slecht gaat. Kortgezegd is de socialisatie van de risico’s van investeringen niet gepaard gegaan met de socialisatie van de opbrengsten. Ten tweede heeft de jarenlange onderwaardering een enorme deuk geslagen in het zelfvertrouwen van de overheid.

Het is niet genoeg om voor minder waarde-onttrekking en meer waardeschepping te pleiten. Eerst moet ‘waarde’, een begrip dat ooit het middelpunt van het economisch denken was, in ere hersteld en beter begrepen worden. Om dit te bereiken zie ik de volgende drieslag voor me. Allereerst moet ‘de economie’ haar dominante positie verliezen ten opzichte van de rest van de samenleving. Vervolgens moet er een nieuw verhaal over waarden voor in de plaats komen. Beide stappen vergen een dusdanig fundamentele herordening van onze maatschappij dat er als derde een nieuw sociaal contract nodig is om het noodzakelijke onderlinge vertrouwen hiervoor te verkrijgen.

Waardeschepping in publieke handen

Mazzucato stelt terecht dat publieke instellingen hun rol als dienaren van het maatschappelijk welzijn moeten terugeisen. Ze zouden volgens haar groter moeten denken en een volwaardige rol kunnen opeisen in het sturen op oplossingen voor de grote transities die voor de deur staan. Maar het neoliberale gedachtegoed zit zo geworteld in het denken van regeringen, ambtenaren en politieke partijen, dat je diep moet gaan om de weeffouten uit het politieke proces te halen.

Dit geldt bijvoorbeeld voor de inrichting van de Europese Unie (EU). De vrije interne markt binnen de EU is bepalend voor hoe de Nederlandse economie functioneert. Zo is er Europese wetgeving die nationale overheden dwingt om publieke taken uit te besteden aan de particuliere sector. Ook maakt de Europese Commissie zichzelf bij het opstellen van wetgeving vaak te afhankelijk van adviezen van precies die industrieën waarvoor zij wetgeving maakt. En die adviezen zijn, heel voorspelbaar, neoliberaal.

Een sector waar dit in doorgeslagen vorm terugkomt, is de huidige digitale infrastructuur. Big Tech – Apple, Amazon, Facebook, Google en Microsoft – vormt er de kern van. Deze techgiganten beheren de producten en de diensten waar gebruikers, bedrijven, sectoren en overheden bijna volledig van afhankelijk zijn. Ondanks deze afhankelijkheid zijn veel overheden dubbel onbekwaam als het gaat om digitale expertise. Dat wil zeggen dat er zo weinig expertise in huis is, dat er zelfs niet genoeg kennis is om externe expertise in te kunnen schakelen. In tegenstelling tot wat ze zelf vaak zeggen, zijn grote bedrijven helemaal niet zo’n voorstander van een echt vrije markt. Je ziet dat heel sterk bij Big Tech: het probeert er alles aan te doen om concurrentie uit te schakelen en monopolies te vestigen. Marleen Stikker, directeur van Waag, stelt terecht dat we onze digitale soevereiniteit kwijt zijn. We kunnen die alleen terugkrijgen door de mens en niet de economie centraal te stellen.[3]

Wie in onze samenleving het belang van ‘de economie’ relativeert kan op grote weerstand rekenen

Dit betekent wel dat het niet makkelijk zal zijn om veranderingen door te voeren. Het marktdenken zit diep in de bestuurlijke haarvaten van Nederland, uitgevoerd door de markt-marionetten van de VVD. Wie in onze samenleving het belang van ‘de economie’ relativeert kan op grote weerstand rekenen. Herman Wijffels bracht dat al in 2007 onder woorden, toen hij sprak over zijn ervaringen bij de totstandkoming van het regeerakkoord van het kabinet-Balkenende IV. In een kranteninterview zei hij: “Ik heb geprobeerd om het idee erin te krijgen dat de mensen niet ten dienste van de economie staan, maar de economie ten dienste van de mens. En die omkering is me niet gelukt”.[4]

Gelukkig is er een stille revolutie gaande. Uit een analyse van onderzoeksbureau BMC blijkt dat het gros van de politieke partijen in hun verkiezingsprogramma’s van 2021 vóór een sterke overheid is.[5] Zelfs de VVD is het ermee eens dat marktwerking alleen niet een doel zou moeten zijn in de zorgsector. Opvallend is dat niet alle partijen zich uitlaten over welke producten en diensten voor het vrijemarktmodel minder geschikt zijn. Veel partijprogramma’s geven daarnaast geen duidelijk antwoord op een belangrijke vraag uit de economische theorie over collectieve goederen, namelijk: in welke goederen en diensten moet de overheid voorzien en in welke niet? Om deze vraag te beantwoorden, hebben we een nieuw verhaal nodig.

In wat voor maatschappij willen we leven?

Breng de ideeën over een ‘zorgende economie’ , een ‘essentiële economie’ en remunicipalisation bij elkaar en je krijgt een nieuwe blik op hoe we onze maatschappij willen inrichten. Het is belangrijk hierbij een wervend verhaal te vertellen, want inhoudelijke voorstellen alleen zijn niet genoeg om ons te verbinden, overtuigen en motiveren. Neem de energietransitie: als we niet snel overstappen op duurzame energiebronnen, stevenen we af op het einde van de planeet en daarmee dus ook op het einde van onszelf. Als er één verhaal bestuurders, beleidsmakers en burgers zou moeten kunnen verbinden, dan is het dit wel.

Wat wij de aarde aandoen, doen we uiteindelijk onszelf aan

Helaas moet dit verhaal strijden met een veel vertrouwder verhaal, dat van het neoliberalisme. Psychoanalyticus Paul Verhaeghe stelt in zijn boek Identiteit dat ons denken onder het neoliberalisme is gereduceerd tot een overversimpelde kosten-batenanalyse.[6] De huidige negen planetaire clusterfucks, de grenzen van onze aarde, vragen nu juist om een ander narratief. Een ecologische filosofie die draait om de samenhang der dingen. Wat wij de aarde aandoen, doen we uiteindelijk onszelf aan, want wij zijn onderdeel van hetzelfde ecosysteem. Dit nieuwe grote verhaal vraagt om een rigoureuze gedragsverandering van ons allemaal. En dat maakt het eenvoudige verhaal er weer niet eenvoudiger op.

Alleen op vertrouwen kan je bouwen

Een verhaal zet je verder alleen aan tot bewegen als je de brenger ervan vertrouwt. Neem het verhaal van Kamerlid Pieter Omtzigt: enerzijds oordeelt hij genadeloos over het functioneren van de overheid, anderzijds verwacht hij alle heil van het optreden van diezelfde overheid. Dat wringt. Maar daar heeft hij een antwoord op klaar liggen, namelijk een nieuw sociaal contract. Hij stelt dat er snel een eind moet worden gemaakt aan de gecorrumpeerde en op beeldvorming gerichte bestuurscultuur. Een Haagse cultuur waarin parlement, pers en rechterlijke macht als noodzakelijke tegenmacht feitelijk onklaar gemaakt zijn. Om dit te herstellen, moeten we opnieuw om tafel om de relatie tussen overheid en maatschappij af te spreken en vast te leggen. Laten we om te beginnen glasheldere, directe verantwoordelijkheden bepalen en democratische controle herstellen. Geen schimmige semi-overheid meer: je bent ergens wel van of je bent er niet van.

Alleen als deze vertrouwensbasis op orde is, kunnen we verder praten. Zo niet, dan zal er weerstand tegen een sterke overheid blijven of zal deze zelfs kunnen toenemen. En zonder sterke overheid die, met gepast zelfvertrouwen, samenwerkt met haar burgers, geen tegenmacht tegen het huidige kapitalistische systeem.

Voetnoten

[1] Mariana Mazzucato, De Waarde van Alles. Onttrekken of toevoegen aan de wereldeconomie, Nieuw Amsterdam, 2018

[2] Noam Chomsky, The State-Corporate Complex: A Threat to Freedom and Survival, 7 april 2011

[3] Marleen Stikker, Het internet is stuk. Maar we kunnen het repareren, De Geus, 2019, achterflap

[4] Egbert Tellegen, Groene herfst: een halve eeuw milieu, Amsterdam University Press, 2010, p. 256

[5] BMC, Sterkere overheid als ultieme oplossing?, 15 maart 2021

[6] Paul Verhaeghe, Identiteit, De Bezige Bij, 2022

Dit essay van Michiel Nanninga kreeg een eervolle vermelding) bij de Gaia-essaywedstrijd 2022. De zes beste essays zijn gebundeld in het boekje ‘Het kapitalisme voorbij’, verkrijgbaar bij uitgeverij Van Gennep.

Ook dit jaar wordt de Gaia-essaywedstrijd georganiseerd. Geïnspireerd op het boek ‘Donuteconomie’ van Kate Raworth (over een economie die sociale ondergrenzen en planetaire bovengrenzen eerbiedigt) is het thema ‘Hoe ziet jouw ideale donut eruit?’ Inzenden kan tot 25 maart 2023. Alle info bij het Wetenschappelijk bureau Groenlinks

Dit artikel verscheen in de Sargasso serie Een ander kapitalisme.

Reacties (7)

#1 Hans Custers

Op doortastende wijze pluist Mazzucato het huidige economische narratief uit. Namelijk dat het bedrijfsleven als productief wordt gezien en de overheid als improductief.

Er wordt nog wel eens vergeten dat er nog een ideologisch laagje onder dat narratief zit: ‘markt = vrijheid; overheid = macht en beknotting’. Dat is de basisgedachte van het neoliberalisme.

Volgens mij komt die gedachte voort uit een nogal simplistisch wereldbeeld, namelijk dat de politieke elite alleen uit is op macht en de economische elite alleen op welvaart. Terwijl in werkelijkheid de leden van die elites in feite gedreven worden door hetzelfde oerinstinct van de apenrots: opklimmen in macht en status.

De ideale situatie is die waarin de politieke en economische elite elkaars macht in evenwicht houden. Maar neoliberalen willen juist dat de politiek zich in dienst stelt van de economische elite, waardoor die meer en meer invloed krijgt. En dat is wat er de afgelopen 30, 40 jaar in toenemende mate is gebeurd. Onder het mom van vrijheid.

  • Volgende discussie
#2 Jos van Dijk

De politiek roept om een ‘sterke overheid’. Maar het vertrouwen in een ‘sterke overheid’ staat behoorlijk onder druk zo lang ‘het neoliberale gedachtegoed zo geworteld zit in het denken van regeringen, ambtenaren en politieke partijen, dat je diep moet gaan om de weeffouten uit het politieke proces te halen.’

Laten we om te beginnen glasheldere, directe verantwoordelijkheden bepalen en democratische controle herstellen.

Dat laatste, daar draait het om. En dan gaat het niet alleen om het parlement. Laten we de economische democratie niet vergeten.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#2.1 Joost - Reactie op #2

Welke economische democratie?

#3 Jos van Dijk

Je bedoelt: die is ver te zoeken. Mee eens. Er wordt ook zelden meer gesproken over medezeggenschap, cooöperatieve ondernemingen en invloed van het parlement op de economische orde. Het hoort bij de vanzelfsprekendheden van het neoliberalisme dat we daar niets meer over te zeggen hebben. Tenzij het gaat om overheidssteun voor met omvallen bedreigde banken.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#3.1 cerridwen - Reactie op #3

Ik weet niet Jos, de afgelopen jaren is door de overheid miljarden in de economie gepompt in de vorm van coronasteun en een prijsplafond voor energie. Dat is steun rechtstreeks aan huishoudens, ZZP’ers en allerlei zwaar geraakte sectoren. De steun aan omvallende banken is inmiddels al weer 14 jaar gelden. Tijd om je verhaal te updaten lijkt me.

#3.2 Hans Custers - Reactie op #3.1

Is dat niet een beetje kortzichtig? Neem het prijsplafond voor energie. Dat is bepaald niet zo ontworpen dat het specifiek de groepen helpt die het echt hard nodig hebben. Het resultaat is dus dat er een hele hoop overheidsgeld direct naar energiebedrijven gaat. Die recordwinsten maken. En dat geld moet wel weer terugkomen via belastingen, of bezuinigingen. Wie zal uiteindelijk de rekening betalen, denk je?

Als er het afgelopen jaar iets is gebleken, dan is het wel dat de overheid een tamelijk machteloze speler is in de economie. Die blijkbaar niet kan voorkomen dat bedrijven enorm profiteren van een crisis, terwijl de gewone burger daar uiteindelijk de rekening voor zal betalen. Zo zit de wereld tegenwoordig in elkaar. Als je tenminste de moeite neemt om de volledige realiteit te zien en niet alleen de stukjes die je bevallen.

#3.3 Hans Custers - Reactie op #3.2

Nu ik er nog eens over nadenk komt het basisprincipe van neoliberaal sociaaleconomisch beleid altijd weer hierop neer:

Wie onderaan de ladder staat mag onder geen beding meer krijgen dan waar hij redelijkerwijs recht op zou kunnen hebben. Wie een aardig eindje hoger op die ladder staat mag onder geen beding minder krijgen dan waar hij redelijkerwijs recht op zou kunnen hebben.