Straatracisme is niet typisch Marokkaans
Naar aanleiding van een vreselijk incident – een zwangere Marokkaanse vrouw werd door vijf Marokkaanse straatjongens uitgemaakt voor ‘negerhoer’ omdat zij naast een zwarte man liep en is vervolgens mishandeld waardoor zij mogelijk haar baby heeft verloren – is de vraag opgeworpen of Marokkanen een racismeprobleem hebben. Bart Schut merkt terecht op dat het incident tot niet minder maatschappelijke verontwaardiging zou moeten leiden dan wanneer de daders wit waren geweest. Maar het antwoord dat hij geeft op de vraag of Marokkaanse jongens in Nederland vanwege hun cultuur racistisch zijn, is misleidend, stelt Jan Dirk de Jong, socioloog en criminoloog.
Het provoceren van mensen in de publieke ruimte is volkssport nummer één onder Marokkaanse straat- jongens (zowel de criminele als de niet-criminele) en het plegen van geweld of het dreigen daarmee is hun taal van de straat. Wat dat betreft, is er niet veel veranderd sinds de bekende criminoloog Buikhuizen de Nederlandse ‘nozems’ van na de oorlog vanwege hetzelfde gedrag aanduidde als ‘provo’s’ (een benaming die Roel van Duijn kaapte en van een andere betekenis voorzag).
Bij het uitdagend en agressief benaderen van mensen buiten straatjongens opvallende kenmerken van de ‘ander’ uit ter verheffing van de eigen groep en ter legitimering van hun ziekelijke wangedrag. Zo voelen Marokkaanse straatjongens zich als groep beter dan bijvoorbeeld punkers (‘zwervers’), de homo’s (‘viezeri- ken’) en diverse andere Nederlan- ders (‘racisten’). Volgens de jongens lokken de slachtoffers met hun ‘an- dere’ – opgevat als denigrerende – houding het provocerende en agressieve gedrag zelf uit. De jongens creëren op die manier verbeelde vijanden ten opzichte van wie zij zich beter en machtiger willen voelen. Zij wissen hun negatieve groepsidentiteit (‘kut-Marokkanen’) tijdelijk uit en vervangen die door de positieve identiteit van ‘kapot moeilijke’ (verschrikkelijk stoere) straatjongens.