COLUMN - Ik ben er een geworden. Ondanks dat ze eigenlijk niet bestaan. Maar toch.
Maar laten we bij het begin beginnen: de vleesconsumptie, bij ons in het westen maar ook in het algemeen, ligt veel te hoog. Dat is dramatisch voor het klimaat. Slecht voor de gezondheid. Er is allerlei gerotzooi in de vleessector. En last but not least is het ook heel zielig voor de dieren. Hoewel ‘zielig’ niet helemaal de lading dekt, als het gaat om het in erbarmelijke omstandigheden gevangenhouden van miljarden levende wezens.
Een deel van de lezers ben ik nu al kwijt, die zitten, al het bewijs ten spijt, al schuimbekkend een commentje te tikken. Want zo gaat dat, als het gaat over minder vlees eten, dat roept heftige emoties op. Ook al zijn er eigenlijk wel belangrijkere dingen, zoals in dit geval het milieu en onze gezondheid. Zo zij het, ik schrijf dit stuk niet voor hen die nu al een rood waas voor ogen hebben.
De termen voor mensen die geen of minder vlees eten zijn grotendeels wel bekend, al betekenen ze niet voor iedereen hetzelfde. De vegetariër, die geen dode dieren eet (maar soms dan wel weer vis, gevogelte, of insecten). De flexitarier, een uitvinding van Natuur en Milieu, die af en toe het vlees achterwege laat.* En de veganist, de in de beeldvorming wat militante radicalo die alle dierproducten rücksichtslos afzweert. Ook als het gaat om die leren bank of schoenen, die lepel honing in de thee, of iets met kleurstof gewonnen uit geperste rode luizen.