RECENSIE - Roeland Muskens schrijft in ‘Aan de goede kant’ over de geschiedenis van de Nederlandse anti–apartheidsstrijd van 1960 tot 1990. Naast de geschiedenis van de vele, elkaar soms beconcurrerende, actiegroepen is zijn boek ook het verhaal van de ontwikkeling van het politieke denken over Zuid-Afrika, welke liep van juichende bewondering tot diepe afkeer, zo las Hans Beerends.
In 1902 charterde koningin Wilhelmina een oorlogsschip om Paul Kruger, de president van de Zuid-Afrikaansche Republiek, op te halen. De Afrikaanse Boeren, onze stamverwanten, hadden de oorlog tegen Engeland verloren en Wilhelmina ontfermde zich over de president. In heel Nederland werd Paul Kruger als een held binnengehaald en veel straten en pleinen met namen als Krugerplein, Transvaalkade en Oranjevrijstaatkade herinneren nog aan deze uiting van onverholen bewondering.
Gedurende de eerste helft van de vorige eeuw bleef het respect voor Kruger en co. bestaan. Er verschenen spannende jongensboeken over Boeren die streden tegen de verfoeide Engelsen, Bosjesmannen of Hottentotten. Ook werden op scholen Zuid-Afrikaanse liedjes gezongen als: ‘O breng mij t’rug naar die ou transvaal daar waar mij Sari woon’. Kortom, de verbondenheid met onze heldhaftige stamverwanten was groot. Voor protestants en met name gereformeerd Nederland kwam daar nog bij dat de Afrikaners standvastig de ware calvinistische leer omhelsde.
De eerste barstjes ontstonden tijdens de Tweede Wereldoorlog vanwege de pro-Duitse houding van veel Afrikaners en omdat het blanke ‘baasskap’ in Zuid-Afrika achteraf gezien steeds meer nazistische trekken kreeg. In 1948 werd die barst groter toen in Zuid-Afrika de Herenigde Nasionale Partij van Daniël François Malan aan de macht kwam. Deze in de oorlogsjaren met de Duitsers sympathiserende politicus was een groot voorstander van verscherping van de bestaande apartheidspolitiek.