Historici en de Textual Revolution
Afgelopen week woonde ik een workshop bij over e-history op het NIOD, het voormalige Nederland Instituut voor Oorlogsdocumentatie. In het prachtige, historische pand in Amsterdamse grachtengordel praatten historici over de digitale revolutie die steeds meer hun vakgebied beïnvloedt. Ik was mee gekomen op de slippen van de net gepromoveerde doctor in de Politieke Wetenschap, Tom Louwerse, om een paper te presenteren over parlementair gedrag.
In de politieke wetenschappen vond 40 jaar geleden een revolutie plaats: de samenwerkende staatsjuristen, politiek-historici en politiek-theoretici werden opgeschikt door iets wat de behavioural revolution werd genoemd. Politicologen moesten niet alleen maar de politieke instituties beschrijven, maar ze moesten ook verklaren waarom die zo waren in gesteld en voorspellen hoe die zich zouden ontwikkelen. Plotseling moesten er modellen gemaakt worden, data statistisch geanalyseerd en surveys uitgezet. Kwantitatieve methodologie sloeg aan in de sociale wetenschappen. Statistiek werd een basisvak in het programma. En in politicologische journals werden termen als r-squared, t-test en h-waarde voor common knowledge aangenomen. Ook bij de geschiedenis werd op de deur geklopt. De historici lachten daarom: tellen? Dat doen wij niet! Wij lezen teksten en interpreteren deze om zo een begrip te krijgen van een tijdsperiode. Behalve een paar sociaal-economische historici bleef het effect van de behavioural revolution grotendeels uit in de geschiedenis.
De politicologie kon daarom goed inspelen op ontwikkelingen in omliggende velden: door haar verbinding met statistici en data-specialisten voelden zij goed aan wat de Internet-revolutie kon betekenen voor de politicologie. Nog nooit was er zoveel tekst beschikbaar om te analyseren. Dit stond politicologen toe om een aantal van hun vaste variabelen geavanceerder te meten. Het meten van partijposities bijvoorbeeld, kon door de internetrevolutie plotseling met grotere precisie, betrouwbaarheid, accuraatheid gemeten door methoden als NOMINATE (op basis van parlementaire stemmingen), WordFish of WordScores (op basis van politieke teksten). Politicologen deden al aan kwantitatieve tekstanalyse. Deze methoden werden nu alleen een stuk minder arbeidsintensief.
“Ik zie ook voorbeelden van onderzoeksvragen die van belang zijn voor de grand challenges. Als staatssecretaris van cultuur ben ik heel benieuwd naar hoofdstuk 4 over cultuur en identiteit. Mijn minister zal op haar beurt veel interesse hebben voor het hoofdstuk over hersenen (…)”
Roberto de Mattei is een vermaard Italiaans historicus. Hij schreef boeken over Pius de Negende (1846-1878), en over het tweede Vaticaanse concilie (1962-1965), en nog een aantal andere – een draagt de titel ‘Turchia in Europa. Beneficio o catastrofe?’, een andere ‘Evoluzionismo: il tramonto di un ipotesi’. De eerste titel spreekt voor zich. Voor het begrip van de tweede moet u weten dat ’tramonto’ het Italiaanse woord voor ‘zonsondergang’ is. U begrijpt waar dit heengaat. De Mattei mag dan een babyboomer zijn (bouwjaar 1948), maar dan wel op z’n Italiaans. U moet weten, in Italië is het natuurlijk ook 1968 geweest, maar dan wel op z’n Italiaans. En voor velen die nu de touwtjes in handen hebben is die hele vlieger van 1968 überhaupt nooit opgegaan. Voor sommigen in het land – welopgeleide mensen heb ik het over – is de tijd zelfs stil blijven staan in de negentiende eeuw. Of ver daarvoor. Roberto de Mattei is zo iemand. Roberto ontkent de evolutie. Roberto vindt de tsunami in Japan een straf van god. En Roberto heeft een column bij – godbetert – Radio Maria.
Bovenstaande frase 
