Evenwicht in de uitingsvrijheid
OPINIE - ‘We moeten opnieuw nadenken over een evenwicht tussen vrije meningsuiting en regels die de ergste schade van menselijke ongerijmdheid kunnen beperken’, schrijft Ian Buruma in een opiniebijdrage in de NRC. Hij waarschuwt voor nieuwe aanzetten tot censuur op ongewenste meningen. Zoals in Zuid-Korea waar een bepaalde opvatting over de geschiedenis bij wet strafbaar is gesteld. Ik zou er het voorbeeld van Bosnië-Hercegovina aan toe kunnen voegen, waar Valentin Inzko, de Hoge Vertegenwoordiger van de bestandspartijen uit de burgeroorlog, het ontkennen van genocide strafbaar heeft gesteld. Maar dan stuit ik meteen op een probleem. De grens moet liggen bij aanzetten tot geweld, zegt Buruma. En daar ligt nu precies het motief van Inzko voor zijn censuurmaatregel. De interpretatie die de Bosnische Serviërs geven aan de geschiedenis van de burgeroorlog roept volgens hem nieuw geweld op. En vanuit zijn rol om het vredesakkoord van Dayton overeind te houden zag hij geen andere mogelijkheid dan een verbod op ongewenste lezingen van de geschiedenis.
Holocaust
Moeten we de grens toch wat eerder trekken misschien? ‘Slechte argumenten en verzinsels moeten door betere argumenten en meer nauwkeurigheid worden weerlegd. Dat is althans de ideale basis voor de vrijheid van meningsuiting,’ schrijft Buruma. ‘Maar het zou naïef zijn om de risico’s van opzettelijke leugens en funeste propaganda te bagatelliseren.’ Overeenkomstig de ruime Amerikaanse opvattingen van free speech wijst hij dan op de gevaren van oproepen tot geweld. Daar moet volgens hem de grens worden getrokken. In Europa is dat niet het enige criterium voor de strafbaarheid van een geschiedenisopvatting. De holocaustontkenning wordt ook in Nederland bijvoorbeeld gezien als een strafbare vorm van discriminatie van Joden.