Bahrein doet democratisch stapje terug
De bewoners van het eilandstaatje Bahrein zijn voor zeventig procent sjiitische moslims. De rest, inclusief de koning, is soennitisch. Kortom, niet de ideale omstandigheden voor een absoluut vorst om democratie in te voeren. Toch was dat precies wat Hamad ibn Isa Al Khalifa in 2002 deed. Er kwam een parlement met twee kamers. Het Hogerhuis werd in zijn geheel door de koning benoemd, maar het Lagerhuis kwam via eerlijke verkiezingen tot stand, waaraan ook vrouwen mochten meedoen. De sjiieten vertrouwden het niet en boycotten de verkiezingen, met als gevolg dat de koningsgetrouwen het voor het zeggen hielden.
Gisteren waren er voor de derde keer verkiezingen. De sjiieten hadden in 2006 wel meegedaan en waren meteen de grootste partij geworden met 17 van de 40 zetels. Verdere groei was waarschijnlijk. En hoewel de koning via het hogerhuis alle wetgeving controleert (sterker nog, ‘koninklijke besluiten’ hoeven niet eens langs het parlement), werd hij toch nerveus. Want hoe tandeloos een parlement ook is, hinderlijk blijft het, al was het maar omdat die types die je op je buitenlandse reizen tegenkomt de volksvertegenwoordiging wél heel serieus nemen.
De aanloop naar de verkiezingen verliep erg onrustig. Tijdens de ramadan waren er straatrellen. Activisten werden gevangen gezet en van terrorisme beschuldigd, kantoren van mensenrechtenorganisaties gesloten. Sjiitische moskeeën kwamen onder strakker toezicht en een prominente geestelijke raakte zijn verblijfsvergunning kwijt. Het mocht niet baten.