OPINIE - Asha ten Broeke schrijft in Trouw van 22 januari over een aanranding de ze meemaakte toen ze 18 jaar oud was. Een aanranding die uit had kunnen lopen op een verkrachting, als ze haar belager geen trap had verkocht.
Een naar verhaal is het, met tongen en vingers op plekken waar ze die niet wil voelen. Een foute man. Toch leggen we volgens Ten Broeke, als het aankomt op het voorkomen van verkrachting, de verantwoordelijkheid bij de vrouw: ‘We leren jongens niet dat ze niet moeten verkrachten. Dat ‘nee’ nooit ‘ja’ is. Dat alles behalve expliciete instemming betekent dat je hem er niet in hangt, wat je achtergrond of normen en waarden ook zijn.’
In mijn opvoeding heb ik nooit geleerd dat ik niet mag verkrachten en toch doe ik het niet. Net zoals ik trouwens ook nog nooit een moord heb gepleegd. Als ik had moeten wachten op ‘expliciete toestemming om hem erin te hangen’, was ik waarschijnlijk als maagd het graf ingegaan. Ik denk dat het beter is om het om te draaien: dat een expliciet ‘nee’ betekent dat je ‘hem’ er niet ‘inhangt’.
Toch is het leerzaam om, zoals Ten Broeke betoogt, vaker te praten over iets wat één op de tien vrouwen heeft meegemaakt, namelijk: verkrachting. Geen prettige verhalen, zoals het relaas van Ten Broeke: ‘Hij maakt toch zijn gulp open. Zijn gespierde arm drukt me tegen de grond. Nee, zeg ik. Nee, hou op. Mijn broek naar beneden, zijn broek naar beneden, hij boven op me. Pas dan kom ik genoeg bij mijn positieven om hem een schop te verkopen. Terwijl ik wegren, trek ik mijn kleren recht.’