Iran en ironie
Hieronder is de tekst van een van de beroemdste gedichten uit het Nederlands, het “Graf te Blauwhuis” van Gerard Reve. Het is te vinden in Nader tot U (1969) en is opgedragen aan Sieuwke Hofmeijer-Rijpma, Reves buurvrouw in het Friese Greonsterp.
De “hij” waarmee het gedicht begint is haar zoon Gerrit Rijpma, die in 1945 door de Duitsers werd gedood. Als u er meer over wil lezen, kunt u terecht in dit stukje van Frits Abrahams.
Hij rende weg, maar ontkwam niet,
en werd getroffen, en stierf, achttien jaar oud.
Een strijdbaar opschrift roept van alles,
maar uit een bruin geëmailleerd portret
kijkt een bedrukt en stil gezicht.
Een kind nog. Dag lieve jongen.Gij, die koning zijt, dit en dat, wat niet al,
ja ja, kom er eens om,Gij weet waarom het is, ik niet.
Dat Koninkrijk van U, weet U wel, wordt dat nog wat?
Bij twee gelegenheden heb ik geprobeerd dit uit te leggen aan mensen die afkomstig zijn uit Iran en al een tijdje wonen in Nederland. Hoewel ze onze taal alleszins redelijk beheersten, bleek het onmogelijk om ze te tonen hoe dit gedicht “werkt”. Ze hadden moeite te herkennen dat de twee sentimentele regels aan het begin nooit serieus bedoeld kunnen zijn, zagen niet dat “strijdbaar opschrift” op het cynische af sarcastisch is, en begrepen niet dat het hilarisch ogende einde in feite bloedserieus is.