Hulspas weet het | Hawking deed het voor ons allemaal
COLUMN - Het had allemaal iets aandoenlijks, het afscheid nemen van Stephen Hawking. Aandoenlijk, die intense behoefte aan heldenverering die ineens naar boven kwam. Een groot wetenschapper was heengegaan. We lazen hoe diepzinnig hij was, hoe zwaar hij het had gehad met zijn ziekte, zijn vrouwen, zijn gecomputeriseerde stem – hoe grappig hij wel niet was en vooral: hoe beroemd. Vooral dat laatste.
Gevraagd naar zijn inhoudelijke bijdrage aan de wetenschap, zal Hawking de geschiedenis ingaan als de man die ontdekte dat zwarte gaten straling uitzenden. Ten onrechte. De ontdekking van deze ‘Hawkingstraling’ valt eigenlijk toe aan de russen Zel’dovich en Starobinsky. En toen Hawking hierover publiceerde, stonden er boven het artikel nog drie coauteurs. Zijn bijdrage mag bescheiden heten. Maar de Britse media besloten al snel dat dit a British invention was. Hawking werd naar voren geschoven als de nieuwe Newton. Geniaal. Onbereikbaar. Bovenmenselijk. De man die God in een formule kon vangen. En hij vond het heerlijk. De daaropvolgende 45 jaar heeft hij vooral genoten van dat voetstuk, van de media-aandacht en alles wat daarbij kwam kijken. Hij werd de ster waar de wereld behoefte aan had.
Hoe belangrijk was die ontdekking? Kort gezegd hadden Zel’dovich en Starobinsky het probleem opgelost dat een zwart gat dat alleen maar zaken opzuigt, de wetten van de thermodynamica schendt. Ze hadden een oplossing bedacht. Op de grens van het zwarte gat, waar licht nog nét kan ontsnappen (of nét niet), leidt een kwantummechanisch proces van spontane paarcreatie tot een maf resultaat. Als daar op die grens twee deeltjes (elkaars tegenpolen) ontstaan, wordt het ene opgezogen, en kan het andere ontsnappen. Het luistert heel nauw, het is érg weinig, maar een zwarte gat straalt een beetje. Daarmee kon de thermodynamica van het zwarte gat worden gered, constateerde Hawking.