Opsporing en vervolging via sociale media
Stel: je wordt verdacht van een ernstig misdrijf en opsporingsambtenaren leggen een link tussen daad en dader door gebruik te maken van sociale media. Mag dat, vraagt gastauteur Sebastiaan van der Lubben zich af?
In Amerika is een debat ontstaan over deze zoekmethode. Een verdachte van ontvoering en moord werd herkent door gebruik te maken van profielen die hij aanmaakte op datingsites. Daarop veel foto’s vanuit verschillende hoeken van de dader. Slimme gezichtsherkenning (denk CSI) deed de rest. Dus kopte (het uitstekende NextGov): Feds turn to dating websites and facial recognition tools to catch crooks. Logisch: de zoekmethode gaat een stuk sneller dan het opsporen en overtuigen van (onwillige) getuigen om mee te werken aan het proces. De techniek doet de rest.
Gezichtsherkenning gaat sneller en beter dan vijf, zes jaar geleden. De technologie wordt goedkoper en het aantal foto’s op internet explodeert. Zoeken in online bestanden naar boefjes is een fluitje van een cent. En precies daartegen maken rechtsgeleerden, de Federal Trade Commission en het Congres grote bezwaren. De overheid krijgt zo wel heel veel macht om naast verdachten ook een referentiecheck te maken van iedereen in de (directe) omgeving. Law enforcement goes 2.0 zou je kunnen zeggen, met alle juridische vraagstukken van dien.