Brief aan John Leerdam
Geachte heer Leerdam,
Ik moet eerlijk bekennen dat ik voor afgelopen week niet wist wie u was. Aangezien u de sukkel van de week was, weet ik dat nu wel. U reageerde bloedserieus op vragen over fictieve onderwerpen en viel daarmee nogal door de mand. Zozeer zelfs, dat u niet langer geloofwaardig werd geacht en opstapte als Kamerlid. Deze brief is niet bedoeld om u uit te lachen, dat is wel genoeg gebeurd nu. Ik wil u vooral graag begrijpen.
Zonder het te weten maakte u deel uit van een spelletje in de ochtendshow van Giel Beelen. Het idee van het spelletje is dat publieke figuren een aantal vragen worden voorgelegd. Deze vragen gaan zogenaamd over berichten die uit de ochtendkrant, maar zijn eigenlijk fictief. De radioluisteraar moet dan voorspellen of de ondervraagde door heeft dat het onzin is, of dat hij een pokerface opzet en mee lult alsof hij heus wel op de hoogte is van het laatste nieuws. U deed dat tweede.
De eerste vraag die u kreeg, ging over de Israëlische premier Ariel Sharon, die de Syrische president Assad in bescherming zou nemen. Dat Sharon al sinds 2006 in coma ligt, had u even gemist en u zei met een streng gezicht dat dit echt iets was voor de Verenigde Naties om het goed in de gaten te houden. Sharon deed immers wel eens vaker rare dingen.