Neoplatonisme en gnosis (1)
In het Romeinse Rijk van de derde eeuw na Christus heerst een crisissfeer: vijandelijke aanvallen, een tegenvallende economie, verschillende epidemieën – we weten niet goed hoe groot al die rampen waren en wat de samenhang was, maar dat het ernstig was, wordt uit wat overgeleverd is en vooral uit wat uit die tijd juist aan data ontbreekt wel duidelijk.
Wellicht vormden die crisis de aanleiding voor de verspreiding van verschillende oosterse religieuze ideeën in de Romeinse wereld. Ze gingen een grotere rol gingen spelen in het denken van die tijd. De stoïcijnen, die ooit de filosofische agenda hadden bepaald, verloren aan invloed en maakten plaats voor een nieuwe filosofische school. Dit zogeheten Neoplatonisme combineerde kenmerken van het “oude denken” met een nieuwe spiritualiteit. Deze school geldt als de laatste grote filosofische stroming van de oude wereld.
Geen gewone platonisten
Als de grondlegger van het Neoplatonisme geldt de filosoof Plotinos, die leefde rond het midden van de derde eeuw. Hij en zijn volgelingen beschouwden zichzelf overigens niet als een nieuwe filosofische school, maar als platonisten die de ware filosofie van Plato uitwerkten. Ze noemden zichzelf dan ook gewoon “platonisten”. De accenten die zij in het platonisme legden, wijken echter dermate sterk af van de standpunten van Plato zelf, dat hedendaagse oudheidkundigen hen aanduiden als Neoplatonisten.