Libië en de Rechtvaardige Oorlog (2)
In deel 1, dat gisteren verscheen, maakten we kennis met een aantal kernbegrippen uit de theorie van de rechtvaardige oorlog: de rechtvaardige reden, noodzakelijkheid en proportionaliteit. Vandaag kijken we hoe het samenspel van deze drie begrippen ons kan helpen bij het ethisch analyseren van een aantal militaire conflicten in het algemeen en de huidige aanval op Libië in het bijzonder.
Dé gerechtvaardigde reden om oorlog te voeren is zelfverdediging. Het staat staten vrij om zich te verweren tegen een aggressor, deze verdedigingsoorlog moet dan echter ook noodzakelijk zijn en proportioneel. Het enkele feit dat een staat aangevallen wordt betekent zeker niet dat elk middel gebruikt mag worden om zich te verweren. Het is onontkenbaar dat, bijvoorbeeld, de staat Israël op zich het recht heeft militaire acties te ontplooien om zich te verweren tegen de barrage van Grad-raketten die vanuit de Gazastrook op burgerdoelen worden afgeschoten. Aan de andere kant zou men kunnen argumenteren dat de zaak, hoe serieus ook, geen grootschalige militaire campagne legitimeerde: in 2008 werden meer dan 3.000 raketten op Israël afgevuurd, maar deze maakten in totaal slechts 8 slachtoffers en het Israëlische tegenoffensief was met de beste wil niet proportioneel te noemen. Operatie “Cast Lead” zou de toets der RK sociale leer niet hebben doorstaan. Niet elk offensief wordt trouwens afgekeurd: waar overweldigende bewijzen zijn dat een aanval op korte termijn zal plaatsvinden kan de bedreigde partij het initiatief in handen nemen: de Zesdaagse Oorlog valt waarschijnlijk dus wel onder de stringente eisen van de theorie van de rechtvaardige oorlog.