LONGREAD - Sinds Rusland Oekraïne is binnengevallen heb ik elke dag contact met mijn twee vrienden in Kyiv, Viktor en Ada. Samen met hun vierjarige zoontje zitten ze in een schuilkelder. Ik schrijf op wat ze meemaken. Dit is deel twee.
Donderdag 3 maart. Het eerste wat ik doe als ik wakker word is kijken wat er afgelopen nacht in Kyiv is gebeurd. Ik was bang dat het Russische leger de stad was binnengevallen. Tenslotte staat het 60 km lange konvooi al een paar dagen bij de stad.
‘Het was hetzelfde zoals de afgelopen acht nachten,’ laat Ada weten. ‘De vijand zit niet in Kyiv, alleen de buitenwijken worden aangevallen. Waar wij zitten zijn we veilig, hier vallen geen bommen. Maar we horen ze natuurlijk wel vallen.’
‘Onze troepen hebben bij de grenzen ervoor gezorgd dat die klootzakken zich moesten terugtrekken!’, klinkt Viktor triomfantelijk, om meteen daarop te zeggen dat het echt nog gevaarlijk is. ‘Het zijn maar kleine stappen tot onze overwinning. We geloven het steeds meer. Maar het is verdrietig dat mensen lijden. Dat onze huizen, wegen, bruggen en andere infrastructuur compleet worden vernietigd. Eigenlijk kan ik nog steeds niet geloven dat dit gebeurt.’
“Nooit meer”?