Een draadje over Twitter. Over vrijheid, meningsuiting en waarom presidenten geen Twitteraccount moeten hebben. Over monopolies en het sociale mechanisme dat Twitter macht geeft. Over de vraag of Twitter eigenlijk wel een bedrijf moet zijn. |deel 1| |deel 2|
Standard Oil
Theodoor Roosevelt, de 26ste president van de V.S., liet het Bureau of Corporations een rapport opstellen over Standard Oil dat in 1906 naar het congres werd gestuurd. Sinds 1890 was de Sherman Antitrust Act tegen monopolievorming van kracht. Maar hoewel ze was aangenomen, werd ze nog niet afgedwongen. Daar moest verandering in komen. Zeker na de publicatie van 19 artikelen van journalist Ida Tarbell onder de naam The History of the Standard Oil Company. Het vernietigende rapport liet nog duidelijker het machtsmisbruik zien dat Standard Oil gebruikte om concurrenten uit te schakelen.
Maar alvorens de zaak naar de rechter te sturen nodigde hij directeur John D. Rockefeller uit voor een geheime bijeenkomst in het Witte Huis. Hij opperde dat het private kartel Standard Oil niet perse opgebroken hoefde te worden. Het zou ook een publiek kartel kunnen worden, met de staat als aandeelhouder. Het ging hem namelijk niet zozeer om het economische probleem, het monopolie en het gebrek aan concurrentie. Dat zou in een publieke variant immers blijven bestaan. Het ging hem om het politieke probleem. Het ging hem om de macht van Standard Oil, dat zich boven de wet waande. Dat ondermijnde de macht van de democratie.
Rockefeller weigerde. Een proces volgde. En na jaren procederen besloot het hooggerechtshof in 1911 dat Standard Oil in 34 delen moest worden opgebroken. [1]
Standard Oil en Twitter zijn op bijna alle vlakken onvergelijkbaar. Standard Oil was evident een monopolie, Twitter is dat niet. Maar Roosevelt onderkende bovenal het politieke probleem. Dat is waarom hij handelde. En daar lijkt de casus van Standard Oil op die van Twitter. Als één man zoveel macht heeft dat hij de verbinding kan verbreken tussen de president en 80 miljoen toehoorders, dan is er een politiek probleem. En dan moet er iets gebeuren.
Digitale bedding publiek debat
Laten we eerst kijken waar die macht nou eigenlijk in zit. Wat gelijk leidt tot de vraag, wat is Twitter eigenlijk?
Wellicht kun je Twitter het best beschrijven als een digitale bedding. Door die bedding klotsen dagelijks oneindige hoeveelheden berichten met persoonlijke besognes en dierenfilmpjes. Maar die berichtjes vormen ook debatten, over maatschappelijke en politieke zaken. Berichtgeving over en weer, tussen politici en kiezers, tussen links en rechts en boven en beneden. Het is een digitale publieke sfeer. En dus onderdeel van de publieke sfeer waar een democratie niet zonder kan.
Orde van grootte
The Guardian noemde Twitter de megafoon van Trump. Die vergelijking slaat de plank een beetje mis. Niet omdat Twitter geen versterker is, maar omdat ze een veel effectievere versterker is dan een megafoon. Twitter is voor de meeste mensen met een paar honderd volgers als een megafoon. Maar meer dan 80 miljoen volgers is een andere orde van grootte.
Een analoge vergelijking. Stel je doet vandaag een kaartje op de bus met de boodschap “VVD beleid leidt tot falende overheid, nee tegen Rutte als premier!” en morgen ontvangen alle 8 miljoen Nederlandse huishoudens dat kaartje. Dan schrik je en vraag je je af, hoe doet Post NL dat? En het blijft niet onopgemerkt. De NOS bericht erover. Kranten en talkshows besteden er aandacht aan. Er komt een hashtag #kaartje. Maurice de Hond ziet een dip in de peilingen van de VVD.
Dat is ongeveer de orde van grootte van één Trump tweet en hij verstuurde er dagelijks velen. Daarmee dirigeerde hij journalisten en het dagelijkse nieuws, sommeerde partijleden, kleineerde en intimideerde tegenstanders. Het zette tal van levens op z’n kop. Dat is niet louter het versterken van een boodschap. Dat is het uitoefenen van macht.
Macht
Voor zijn trouwe aanhangers waren zijn berichten ook niet alleen informatie, maar ook een soort instructie. Over wat te vinden en wat te doen. Als twittergeneraal zette hij aan tot online activisme, betogingen op straat en uiteindelijk een mars naar het Capitool. Zo vormde Twitter naast de ambtelijke bureaucratie die hij met een handtekening opdracht gaf, een parallele informele bevelstructuur waar hij met een tweet zijn troepen overal in het land kon toespreken.
De macht die dat grote gehoor Trump verschaft is tegelijkertijd de macht die het Twitter verschaft. Als het met Twitter niet mogelijk zou zijn meer dan 100 volgers te hebben, dan zou ze geen noemenswaardige macht hebben. De macht van Twitter komt dus voort uit de digitale publieke sfeer waar ze beheerder van is en het bereik van twitteraars met veel volgers.
Is Twitter een bedrijf?
Twitter is in ieder geval geen traditioneel bedrijf. Geen fabriek waar producten van de lopende band rollen, of kantoor waar diensten worden verkocht. Een traditioneel bedrijf is ook volledig ingebed in de economie. Aan alle kanten heeft ze te maken met financiële prikkels en transacties.
Twitter opereert deels in de economie, als bedrijf in de advertentiemarkt. Maar het belangrijkste deel van het bedrijf opereert in de publieke sfeer. In die zin heeft ze overeenkomsten met een mediabedrijf. Een krant bijvoorbeeld verkoopt ook advertenties. Maar daar draait het wel om de publieke functie van nieuwsgaring, door een onafhankelijke redactie. En hoewel die onafhankelijkheid soms onder druk staat, bijvoorbeeld door commerciële belangen, geldt ze wel als uitgangspunt. Bij Twitter dat eenzelfde dubbelhartigheid kent, lijkt zo’n scheiding niet aanwezig.
Private concentratie van macht
Hoewel er door velen op was aangedrongen was het toch een schok toen het gebeurde. Bekend was natuurlijk dat Twitter CEO Dorsey in theorie de macht had Trump te verbannen. Op 9 januari werd duidelijk dat hij het ook deed.
In deel 1 betoogde ik al dat er een goede kant aan die verbanning zat. De scheiding der machten in een democratie, beoogt macht te spreiden in plaats van te concentreren. Door vier jaar lang verlengstuk te zijn van de macht van Trump deed Twitter het omgekeerde. Het concentreerde macht in de hand van Trump. Naast de rode knop op z’n bureau had hij ook de blauwe knop op z’n telefoon. De verbanning van Trump illustreert dat de markt toch een tegenkracht kan zijn.
Maar waar Milton Friedman, die ik in dat verband aanhaalde, weinig aandacht voor had, was de schaduwkant van machtsconcentraties in de markt. Om nog maar niet te spreken van de ongewone casus die Twitter is. Een concentratie van macht bij een bedrijf dat opereert buiten de markt, in de publieke sfeer, als bedding van het debat in het hart van onze democratie.
Waarin schuilt het gevaar?
De vraag is dan: waarin schuilt het gevaar van die concentratie van macht?
Daar zijn vast vele antwoorden op mogelijk, maar mijn inschatting is dat dat gevaar tweeledig is. Het eerste gevaar zit hem in wat we niet zien, omdat de openheid over wat er allemaal gebeurt in de machinekamer beperkt is. Dat zal om kleine dingen gaan. Tweets die verwijderd worden, of juist meer dan gemiddeld gedeeld worden, omdat ze bepaalde onderwerpen aanhalen of standpunten innemen. De toegang die kleine gebruikers wordt ontzegd. Subtiele promotie of censuur van bepaalde twitteraars. Het is mij niet duidelijk of en in welke mate dat gebeurt, maar dergelijke kleine dingen zijn van grote betekenis. Ze tornen aan democratische beginselen, zoals voor iedereen toegankelijk politiek debat.
Het tweede gevaar zit hem in de krachten die op Twitter zelf kunnen worden losgemaakt. De bestorming van het Capitool is niet louter aan Twitter toe te schrijven, maar is zonder sociale media ondenkbaar. Heeft Twitter zicht op die gevaren en kan ze die een halt toe roepen? Onze democratisch gekozen leiders lijken in ieder geval niet bij machte zelf in te grijpen zodra er op Twitter, of elders, iets ontspoort.
Wat kan er veranderen?
Twitter heeft weinig weg van een monopolie. En opbreken, wat bij anti monopoliewetgeving een uitkomst kan zijn, is bij Twitter moeilijk voor te stellen. Standard Oil toen, en bijvoorbeeld Facebook nu, bestaan uit verschillende bedrijfsonderdelen die je uit elkaar kan halen. Twitter niet.
Dat wil natuurlijk niet zeggen dat wetgeving niets uit kan halen. Wellicht kan het helpen bij het afdwingen van een grote mate van transparantie. Voor overheidsinstellingen kan je een beroep doen op de WOB. Kan daar een variant van komen die geldt voor alle organisaties die opereren in het publieke domein? Een Wet Openbaarheid Publieke Infrastructuur (WOPI). Dat je met een beroep op die wet inzicht krijgt in wie en wat er gecensureerd wordt bijvoorbeeld.
Een veel ingrijpender suggestie is om digitale publieke infrastructuur op één of andere wijze onderdeel te maken van ons stelsel van democratische instituties. Een geformaliseerde plek naast de uitvoerende, de wetgevende en de rechterlijke macht. Misschien met verkiezingen voor het bestuur, zoals die er ook voor de waterschappen zijn. Een instituut dat zorg draagt voor de digitale bedding van het debat, dat zoveel ruimte biedt als de vrijheid van meningsuiting in onze grondwet toestaat. De software wordt uitbesteed. Moderatie, censuur en uitsluiting van het debat kan makkelijk bij de rechterlijke macht getoetst worden.
Los van alle praktische haken en ogen kent zo’n voorstel het gevaar van politieke inkapseling. Als de publieke sfeer en het politieke debat teveel onderdeel wordt van de instituties van de macht dan wekt dat terecht argwaan. Zeker in een land waar partijpolitiek zich weinig aantrekt van de scheiding der machten.
Een nieuwe meent
Een goede machtsbalans is essentieel en daarom moeten we misschien zoeken naar een organisatievorm tussen markt en staat in. Signal, de app die langzaam terrein wint ten opzichte van Whatsapp, wordt ontwikkeld door de Signal Technology Foundation, een stichting zonder winstoogmerk. Maar het kan ook een vereniging, of een coöperatie zijn, een soort meent dus. Waarbij in de juridische akte die eraan ten grondslag de politieke voorwaarden voor een vrij debat worden opgenomen.
Slot
De belangrijkste conclusie lijkt me in ieder geval dat we onderkennen dat de macht van Twitter een politieke zaak is. Geen voer voor economen, maar voor politici. Zij moeten zich buigen over de vraag hoe onze digitale publieke sfeer er in de toekomst uitziet. Moet die in private handen blijven, of is dat geen goed idee? Maar is er al een politicus met een alternatief? Of dringt de noodzaak pas door als ons Binnenhof hetzelfde overkomt als het Capitool op 6 januari?
Het ingrijpen van Roosevelt, dat leidde tot het opsplitsen ven één van de grootste bedrijven die de wereld ooit heeft gezien, was weinig subtiel. Het werd een ijkpunt voor het Amerikaanse anti-monopoliebeleid. De niet te onderschatten rol van sociale media in de publieke sfeer vraagt politici met verbeeldingskracht en een zelfde gebrek aan subtiliteit.
[1] The Curse of Bigness, Tim Wu p. 58-68
| deel 1 - Twitter moet @JoeBiden de mond snoeren |
| deel 2 - Twitter en het HEMA rookworstmonopolie |