Twitter. Wat is het? (3/3)

Een draadje over Twitter. Over vrijheid, meningsuiting en waarom presidenten geen Twitteraccount moeten hebben. Over monopolies en het sociale mechanisme dat Twitter macht geeft. Over de vraag of Twitter eigenlijk wel een bedrijf moet zijn. |deel 1| |deel 2| Standard Oil Theodoor Roosevelt, de 26ste president van de V.S., liet het Bureau of Corporations een rapport opstellen over Standard Oil dat in 1906 naar het congres werd gestuurd. Sinds 1890 was de Sherman Antitrust Act tegen monopolievorming van kracht. Maar hoewel ze was aangenomen, werd ze nog niet afgedwongen. Daar moest verandering in komen. Zeker na de publicatie van 19 artikelen van journalist Ida Tarbell onder de naam The History of the Standard Oil Company. Het vernietigende rapport liet nog duidelijker het machtsmisbruik zien dat Standard Oil gebruikte om concurrenten uit te schakelen. Maar alvorens de zaak naar de rechter te sturen nodigde hij directeur John D. Rockefeller uit voor een geheime bijeenkomst in het Witte Huis. Hij opperde dat het private kartel Standard Oil niet perse opgebroken hoefde te worden. Het zou ook een publiek kartel kunnen worden, met de staat als aandeelhouder. Het ging hem namelijk niet zozeer om het economische probleem, het monopolie en het gebrek aan concurrentie. Dat zou in een publieke variant immers blijven bestaan. Het ging hem om het politieke probleem. Het ging hem om de macht van Standard Oil, dat zich boven de wet waande. Dat ondermijnde de macht van de democratie. Rockefeller weigerde. Een proces volgde. En na jaren procederen besloot het hooggerechtshof in 1911 dat Standard Oil in 34 delen moest worden opgebroken. [1] Standard Oil en Twitter zijn op bijna alle vlakken onvergelijkbaar. Standard Oil was evident een monopolie, Twitter is dat niet. Maar Roosevelt onderkende bovenal het politieke probleem. Dat is waarom hij handelde. En daar lijkt de casus van Standard Oil op die van Twitter. Als één man zoveel macht heeft dat hij de verbinding kan verbreken tussen de president en 80 miljoen toehoorders, dan is er een politiek probleem. En dan moet er iets gebeuren. Digitale bedding publiek debat Laten we eerst kijken waar die macht nou eigenlijk in zit. Wat gelijk leidt tot de vraag, wat is Twitter eigenlijk? Wellicht kun je Twitter het best beschrijven als een digitale bedding. Door die bedding klotsen dagelijks oneindige hoeveelheden berichten met persoonlijke besognes en dierenfilmpjes. Maar die berichtjes vormen ook debatten, over maatschappelijke en politieke zaken. Berichtgeving over en weer, tussen politici en kiezers, tussen links en rechts en boven en beneden. Het is een digitale publieke sfeer. En dus onderdeel van de publieke sfeer waar een democratie niet zonder kan. Orde van grootte The Guardian noemde Twitter de megafoon van Trump. Die vergelijking slaat de plank een beetje mis. Niet omdat Twitter geen versterker is, maar omdat ze een veel effectievere versterker is dan een megafoon. Twitter is voor de meeste mensen met een paar honderd volgers als een megafoon. Maar meer dan 80 miljoen volgers is een andere orde van grootte. Een analoge vergelijking. Stel je doet vandaag een kaartje op de bus met de boodschap “VVD beleid leidt tot falende overheid, nee tegen Rutte als premier!” en morgen ontvangen alle 8 miljoen Nederlandse huishoudens dat kaartje. Dan schrik je en vraag je je af, hoe doet Post NL dat? En het blijft niet onopgemerkt. De NOS bericht erover. Kranten en talkshows besteden er aandacht aan. Er komt een hashtag #kaartje. Maurice de Hond ziet een dip in de peilingen van de VVD. Dat is ongeveer de orde van grootte van één Trump tweet en hij verstuurde er dagelijks velen. Daarmee dirigeerde hij journalisten en het dagelijkse nieuws, sommeerde partijleden, kleineerde en intimideerde tegenstanders. Het zette tal van levens op z’n kop. Dat is niet louter het versterken van een boodschap. Dat is het uitoefenen van macht. Macht Voor zijn trouwe aanhangers waren zijn berichten ook niet alleen informatie, maar ook een soort instructie. Over wat te vinden en wat te doen. Als twittergeneraal zette hij aan tot online activisme, betogingen op straat en uiteindelijk een mars naar het Capitool. Zo vormde Twitter naast de ambtelijke bureaucratie die hij met een handtekening opdracht gaf, een parallele informele bevelstructuur waar hij met een tweet zijn troepen overal in het land kon toespreken. De macht die dat grote gehoor Trump verschaft is tegelijkertijd de macht die het Twitter verschaft. Als het met Twitter niet mogelijk zou zijn meer dan 100 volgers te hebben, dan zou ze geen noemenswaardige macht hebben. De macht van Twitter komt dus voort uit de digitale publieke sfeer waar ze beheerder van is en het bereik van twitteraars met veel volgers. Is Twitter een bedrijf? Twitter is in ieder geval geen traditioneel bedrijf. Geen fabriek waar producten van de lopende band rollen, of kantoor waar diensten worden verkocht. Een traditioneel bedrijf is ook volledig ingebed in de economie. Aan alle kanten heeft ze te maken met financiële prikkels en transacties. Twitter opereert deels in de economie, als bedrijf in de advertentiemarkt. Maar het belangrijkste deel van het bedrijf opereert in de publieke sfeer. In die zin heeft ze overeenkomsten met een mediabedrijf. Een krant bijvoorbeeld verkoopt ook advertenties. Maar daar draait het wel om de publieke functie van nieuwsgaring, door een onafhankelijke redactie. En hoewel die onafhankelijkheid soms onder druk staat, bijvoorbeeld door commerciële belangen, geldt ze wel als uitgangspunt. Bij Twitter dat eenzelfde dubbelhartigheid kent, lijkt zo’n scheiding niet aanwezig. Private concentratie van macht Hoewel er door velen op was aangedrongen was het toch een schok toen het gebeurde. Bekend was natuurlijk dat Twitter CEO Dorsey in theorie de macht had Trump te verbannen. Op 9 januari werd duidelijk dat hij het ook deed. In deel 1 betoogde ik al dat er een goede kant aan die verbanning zat. De scheiding der machten in een democratie, beoogt macht te spreiden in plaats van te concentreren. Door vier jaar lang verlengstuk te zijn van de macht van Trump deed Twitter het omgekeerde. Het concentreerde macht in de hand van Trump. Naast de rode knop op z’n bureau had hij ook de blauwe knop op z’n telefoon. De verbanning van Trump illustreert dat de markt toch een tegenkracht kan zijn. Maar waar Milton Friedman, die ik in dat verband aanhaalde, weinig aandacht voor had, was de schaduwkant van machtsconcentraties in de markt. Om nog maar niet te spreken van de ongewone casus die Twitter is. Een concentratie van macht bij een bedrijf dat opereert buiten de markt, in de publieke sfeer, als bedding van het debat in het hart van onze democratie. Waarin schuilt het gevaar? De vraag is dan: waarin schuilt het gevaar van die concentratie van macht? Daar zijn vast vele antwoorden op mogelijk, maar mijn inschatting is dat dat gevaar tweeledig is. Het eerste gevaar zit hem in wat we niet zien, omdat de openheid over wat er allemaal gebeurt in de machinekamer beperkt is. Dat zal om kleine dingen gaan. Tweets die verwijderd worden, of juist meer dan gemiddeld gedeeld worden, omdat ze bepaalde onderwerpen aanhalen of standpunten innemen. De toegang die kleine gebruikers wordt ontzegd. Subtiele promotie of censuur van bepaalde twitteraars. Het is mij niet duidelijk of en in welke mate dat gebeurt, maar dergelijke kleine dingen zijn van grote betekenis. Ze tornen aan democratische beginselen, zoals voor iedereen toegankelijk politiek debat. Het tweede gevaar zit hem in de krachten die op Twitter zelf kunnen worden losgemaakt. De bestorming van het Capitool is niet louter aan Twitter toe te schrijven, maar is zonder sociale media ondenkbaar. Heeft Twitter zicht op die gevaren en kan ze die een halt toe roepen? Onze democratisch gekozen leiders lijken in ieder geval niet bij machte zelf in te grijpen zodra er op Twitter, of elders, iets ontspoort. Wat kan er veranderen? Twitter heeft weinig weg van een monopolie. En opbreken, wat bij anti monopoliewetgeving een uitkomst kan zijn, is bij Twitter moeilijk voor te stellen. Standard Oil toen, en bijvoorbeeld Facebook nu, bestaan uit verschillende bedrijfsonderdelen die je uit elkaar kan halen. Twitter niet. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat wetgeving niets uit kan halen. Wellicht kan het helpen bij het afdwingen van een grote mate van transparantie. Voor overheidsinstellingen kan je een beroep doen op de WOB. Kan daar een variant van komen die geldt voor alle organisaties die opereren in het publieke domein? Een Wet Openbaarheid Publieke Infrastructuur (WOPI). Dat je met een beroep op die wet inzicht krijgt in wie en wat er gecensureerd wordt bijvoorbeeld. Een veel ingrijpender suggestie is om digitale publieke infrastructuur op één of andere wijze onderdeel te maken van ons stelsel van democratische instituties. Een geformaliseerde plek naast de uitvoerende, de wetgevende en de rechterlijke macht. Misschien met verkiezingen voor het bestuur, zoals die er ook voor de waterschappen zijn. Een instituut dat zorg draagt voor de digitale bedding van het debat, dat zoveel ruimte biedt als de vrijheid van meningsuiting in onze grondwet toestaat. De software wordt uitbesteed. Moderatie, censuur en uitsluiting van het debat kan makkelijk bij de rechterlijke macht getoetst worden. Los van alle praktische haken en ogen kent zo’n voorstel het gevaar van politieke inkapseling. Als de publieke sfeer en het politieke debat teveel onderdeel wordt van de instituties van de macht dan wekt dat terecht argwaan. Zeker in een land waar partijpolitiek zich weinig aantrekt van de scheiding der machten. Een nieuwe meent Een goede machtsbalans is essentieel en daarom moeten we misschien zoeken naar een organisatievorm tussen markt en staat in. Signal, de app die langzaam terrein wint ten opzichte van Whatsapp, wordt ontwikkeld door de Signal Technology Foundation, een stichting zonder winstoogmerk. Maar het kan ook een vereniging, of een coöperatie zijn, een soort meent dus. Waarbij in de juridische akte die eraan ten grondslag de politieke voorwaarden voor een vrij debat worden opgenomen. Slot De belangrijkste conclusie lijkt me in ieder geval dat we onderkennen dat de macht van Twitter een politieke zaak is. Geen voer voor economen, maar voor politici. Zij moeten zich buigen over de vraag hoe onze digitale publieke sfeer er in de toekomst uitziet. Moet die in private handen blijven, of is dat geen goed idee? Maar is er al een politicus met een alternatief? Of dringt de noodzaak pas door als ons Binnenhof hetzelfde overkomt als het Capitool op 6 januari? Het ingrijpen van Roosevelt, dat leidde tot het opsplitsen ven één van de grootste bedrijven die de wereld ooit heeft gezien, was weinig subtiel. Het werd een ijkpunt voor het Amerikaanse anti-monopoliebeleid. De niet te onderschatten rol van sociale media in de publieke sfeer vraagt politici met verbeeldingskracht en een zelfde gebrek aan subtiliteit. [1] The Curse of Bigness, Tim Wu p. 58-68 | deel 1 - Twitter moet @JoeBiden de mond snoeren | | deel 2 - Twitter en het HEMA rookworstmonopolie |

Foto: stalkERR (cc)

Twitter en het HEMA rookworstmonopolie (2/3)

ANALYSE - Een draadje over Twitter. Over vrijheid, meningsuiting en waarom presidenten geen Twitteraccount moeten hebben. Over monopolies en het sociale mechanisme dat Twitter macht geeft. Over de vraag of Twitter eigenlijk wel een bedrijf is.

Begin januari besloot Twitter het account van Trump uit te zetten. Van verontwaardiging over de vermeende censuur van de president (zie deel 1) verplaatste de aandacht zich echter al snel naar de macht van Big Tech. Dat werd goed geïllustreerd in enkele tweets van Thijs Kleinpaste:

Dat klinkt niet onredelijk en sluit naadloos aan bij hoe er in de V.S., waar hij woonachtig is, in toenemende mate over big tech gedacht wordt. Onderzoeker en journalist Matt Stoller, bevindt zich in het hart van die discussie en schreef:

Tiny Tech

Beide opmerkingen zijn begrijpelijk als Facebook of Amazon worden bedoeld, maar niet als het gaat om Twitter. Twitter kunnen we niet rekenen tot Big Tech zoals dit plaatje van SOMO laat zien. Twitter is Tiny Tech. Het woord Big Tech helpt overigens ook niet bij een analyse van Big Tech. Het suggereert een gelijkvormigheid, van zowel de bedrijven als de problemen die ze veroorzaken, die er niet is.

Maar over Tiny Tech Twitter, is dat relatief kleine bedrijf een monopolie? En wat is eigenlijk een monopolie? Het woord kennen we voornamelijk uit de economische theorie. Een fabrikant heeft een monopolie als hij een bepaalde markt domineert, omdat hij (nagenoeg) de enige producent van een bepaald product is.

Steun ons!

De redactie van Sargasso bestaat uit een club vrijwilligers. Naast zelf artikelen schrijven struinen we het internet af om interessante artikelen en nieuwswaardige inhoud met lezers te delen. We onderhouden zelf de site en houden als moderator een oogje op de discussies. Je kunt op Sargasso terecht voor artikelen over privacy, klimaat, biodiversiteit, duurzaamheid, politiek, buitenland, religie, economie, wetenschap en het leven van alle dag.

Om Sargasso in stand te houden hebben we wel wat geld nodig. Zodat we de site in de lucht kunnen houden, we af en toe kunnen vergaderen (en borrelen) en om nieuwe dingen te kunnen proberen.

Foto: stalkERR (cc)

Twitter moet @JoeBiden de mond snoeren (1/3)

ANALYSE - Een draadje over Twitter. Over vrijheid, meningsuiting en waarom presidenten geen Twitteraccount moeten hebben. Over monopolies en het sociale mechanisme dat Twitter macht geeft. Over de vraag of Twitter eigenlijk wel een bedrijf is.

Al drie weken rust. Waar sommige volgers al tijden naar snakten gebeurt op 9 januari. Twitter zet Trump uit en beëindigt zo informeel z’n presidentschap. Vragen volgen: is dit een goed idee? Wordt hier de vrijheid van meningsuiting overboord gegooid? Is dit een monopolistisch probleem? Enig ongeloof. Veel reacties van mensen die wel zien wat er gebeurt, maar niet begrijpen wat ze zien. In gradaties van onbegrip. Een driedelige poging om de situatie te verhelderen, waarbij ook duidelijk wordt waarom @Joe Biden op zwart moet.

Vrijheid van staatsbemoeienis

Don junior, wiens belezenheid we natuurlijk niet in twijfel trekken, weet wel waar hij het zoeken moet als z’n vader van Twitter wordt verbannen.

Maar was vader Trump de dag na z’n verbanning even door de westvleugel naar de Press Briefing Room gelopen, dan had de hele wereldpers hem daar opgewacht. In alle vrijheid hadden zijn woorden een breed gehoor bereikt. Via traditionele media, maar ook via Twitter en Facebook. Die verbanning heeft Trump geenszins zijn vrijheid om te spreken ontnomen.

Foto: USAG- Humphreys (cc)

Verboden te tweaken

COLUMN - Amerikaanse autofabrieken willen niet meer hebben dat hun klanten met hun tengels aan hun producten zitten. Nu ja: mechanische onderdelen zoals bougies, banden of schokbrekers mag u desnoods zelf nog wel vervangen, maar de code die voor de besturing en diagnostiek van de auto wordt gebruikt, beschouwen de automakers voortaan graag als hun exclusieve terrein. Zodra iemand anders die software bekijkt, onderzoekt, verbetert of aanpast, wensen ze dat te betstempelen als een inbreuk op hun intellectueel eigendom. Als piraterij, kortom.

Da’s voor de veiligheid, hoor, claimen de fabrikanten. Vanzelfsprekend. Stel je voor dat iemand niet weet wat-ie doet en per ongeluk de cruise control vernaggelt, of de botsingsdetector.

Alleen is de groep mensen die in hun schuurtje, met een thermoskan koffie en de laptop erbij, de elektronische control unit (ECU) van hun auto eens fijn gaat uitpluizen, natuurlijk niet bijster groot. Om hen is het de fabrikanten ook niet te doen. Hun offensief richt zich op onafhankelijke bedrijven die zich hebben toegelegd op de tinkering, tuning & tweaking van moderne auto’s.

Want dat lijkt de automakers nou juist zelf zo’n lucratieve vorm van klantenbinding: wie een auto van ze koopt, mag tot in lengte der dagen de elektronica daarvan uitsluitend laten updaten, controleren of repareren bij door hen geautoriseerde dealers, die op hun beurt natuurlijk weer een percentage van de omzet aan diezelfde fabrikant afdragen. Via licenties, ketenbeheer en een beroep op intellectueel eigendom wordt de markt dichtgetimmerd, en de concurrentie tot piraterij verklaard.

Dossier Cito: de lange tentakels van een toetsfabriek

REPORTAGE - Het tijdschrift Didactief deed met behulp van een beroep op de Wet Openbaarheid Bestuur onderzoek naar de innige relatie tussen het ministerie van OCW en het Cito.

Didactief ontdekte dat de Nederlandse overheid het Cito wel erg gemakkelijk heeft gemaakt om geld te verdienen. En terwijl heel Nederland denkt dat Cito ´van de overheid´ is, strekt de toetsontwikkelaar zijn tentakels uit tot in belastingparadijzen als Delaware en de Bahama’s. Verliezen van de commerciële poot Cito BV worden gedekt met subsidiegelden van Stichting Cito.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Cybercrime; preventie vs. repressie

<Webwereld column>

Cybercrime en cyberoorlog zijn op dit moment de hippe termen om als overheid extra middelen en mogelijkheden te verwerven. Als men cybercrime kan combineren met de distributie van afbeeldingen van kindermisbruik (ook wel bekend als kinderporno) is het helemaal prijsschieten. Dan mag bijna alles. Wat daarbij vreemd blijft, is dat al die aandacht gaat naar het distribueren van afbeeldingen, terwijl het toch om die kinderen zou moeten gaan. Ik heb nooit helemaal begrepen hoe die kinderen worden beschermd door het filteren op die afbeeldingen.

Bart Schremer gaf afgelopen week in zijn opiniestuk een overzicht van de vragen waar opsporingsinstanties mee zitten. Enerzijds verwacht de samenleving (of liever het mediasysteem) van wetshandhavers dat alle misdaad onmiddellijk en perfect wordt opgelost, en dan liefst ook nog voor een bescheiden budget. Anderzijds willen de meeste Nederlanders nog steeds liever geen politie-staat naar Noord-Koreaans of Amerikaans model.

Maar wat in alle discussies over toelaatbare opsporingsmethoden, (cr)(h)ackende KLPD-ers en crime-fightende politici ontbreekt, is de vraag waarom cybercrime zo enorm gegroeid is. Het feit dat we veel meer en complexere IT gebruiken zal daar zeker aan hebben bijgedragen. Maar een belangrijke andere factor is de enorme digitale ongeletterdheid onder verreweg de meeste burgers en een extreme technische mono-cultuur op de desktop. Afgezien van wat slappe voorlichtingscampagnes doet de overheid er weinig aan burgers echte kennis en volwassenheid bij te brengen.

Als je al wat langer online zit (=langer dan 15 jaar) is het lastig je voor te stellen dat veel internetgebruikers van vandaag helemaal niet weten hoe een URL in elkaar zit. Met de browsers van vandaag is dat ook niet meer zo nodig. Vaak zie ik mensen een naam van een site in Google intikken (die als homepage ingesteld staat) en daarna doorklikken. En dus voert men ook zonder blikken of blozen bankgegevens in op helpdesk.br.ru/ING, of iets dergelijks. Want het logo stond in de mail en het is toch de helpdesk van de ING? Als mensen het verschil zouden snappen tussen een top level domein en de rest van de URL, kunnen ze zelf waarschijnlijk wel bedenken dat hun ING bank niet in Rusland huist.

Een van de belangrijkste oorzaken van het succes van cybercrim is dus de diepe onwetendheid van de meeste computergebruikers. Deze onwetendheid wordt mede veroorzaakt door een onderwijssysteem dat op trucjes traint in plaats van dat het mensen echt inzicht biedt. Het ‘computerrijbewijs’ is gewoon een cursus MS-Windows & MS-Office en geeft geen enkel inzicht in wat een computer doet of hoe netwerken functioneren. Niet dat iedereen tot systeemprogrammeur hoeft te worden opgeleid, maar en set minimale inzichten (zoals het kunnen ‘lezen’ van een URL) zou al veel leed kunnen voorkomen.

Daarnaast blijft de enorme monocultuur van computersystemen een groot probleem dat de overheid nog steeds actief groter maakt. Zo is het in Nederland vrijwel onmogelijk de middelbare school af te maken zonder toegang tot een systeem met MS-Windows en MS-Office. Een school besturen en gefinancierd krijgen is nog veel moeilijker. Studeren aan veel universiteiten is zonder Google-account in hoog tempo onmogelijk aan het worden en voor het functioneren aan andere instellingen is een Facebook-account verplicht.

De Tweede Kamer, horend de beraadslaging, constateerde in 2002 al dat software een cruciale rol speelde in de kennissamenleving, en dat de aanbodzijde van de softwaremarkt op dat moment sterk geconcentreerd was. De Kamer verzocht de regering dan ook zich maximaal in te zetten om hier verbetering in aan te brengen.

Het zijn de eerste zinnen van de Motie Vendrik over de niet-functionerende markt voor desktopsoftware, die al vrij snel buiten beeld zijn geraakt in alle discussies over PDF/A en welk opensource CMS nou het beste is. Maar het ging dus in eerste instantie om een verstoring van de softwaremarkt, niet de interne bedrijfsvoering van middelbare scholen, gemeentes en agentschappen. Die verstoring oplossen is een veel taaiere klus dan ‘iets met open standaarden doen’.

Hoewel steeds meer rekenwerk in mistige wolken gebeurt, verloopt de interactie met die wolken nog steeds voornamelijk via desktop/laptopsystemen. En de markt voor deze systemen is nog vrijwel net zo gemonopoliseerd als in 2002. Diegene die controle heeft over deze desktops, heeft de facto controle over de informatievoorziening van Nederland. Tot nu toe lijken vooral criminelen interesse te hebben in onze desktops. Het desktoplandschap van Nederland is een extreme software mono-cultuur. Deze mono-cultuur maakt ons kwetsbaar, en de afgelopen tien jaar heeft de overheid vrijwel niets gedaan om deze kwetsbaarheid te verlagen.

De rol van IT voor het van seconde tot seconde functioneren van onze samenleving is de afgelopen jaren echter sterk toegenomen. Ziekenhuizen, havens, vliegvelden, scholen, politiebureaus en ambulance dispatchers? Allemaal kunnen ze alleen functioneren met werkende desktop Pc’s. En die Pc’s draaien vaak Windows zonder de laatste updates. Criminelen of buitenlandse cyberlegers die deze systemen kunnen overnemen of uitschakelen hebben onze samenleving in een wurggreep.

Als cybercrime en wellicht cyberoorlog echt zo belangrijk is, zou het logisch zijn als de overheid een begin maakt met computeronderwijs dat ook echt onderwijst, het zo snel mogelijk afbouwen van onze software-mono-cultuur en het reduceren van de hoge afhankelijkheid van buitenlandse dienstverleners. Op deze gebieden echte stappen zetten heeft meer zin dan nog meer macht geven aan een overheids-apparaat dat daardoor steeds meer totalitaire trekjes krijgt, terwijl de competentie ervan terecht nog zeer ter discussie staat.

Update, terwijl ik de column aan het schrijven was maakte een vermoedelijk Russische crimineel mijn punt nog eens even door 100.000 computers te besmetten via een java kwetsbaarheid en een hack van de website nu.nl. Alle besmette system draaiden MS-Windows. Veel meer details in het post-mortum rapport van Fox-IT.

Foto: copyright ok. Gecheckt 13-10-2022

Met een grote snuit

Wat op deze plek besproken wordt is niet zelden betrekkelijk obscuur nieuws. Het haalt dikwijls de kranten niet, laat staan het journaal. Ontwikkelingen rondom ons eten staan nu éénmaal niet zo op de radar bij de grote media. Maar heel soms kan ook de mainstream niet om ons voedsel heen. Bijvoorbeeld als super nummer 3 super nummer 2 opslokt.

Het is tekenend voor de krachtsverhoudingen onder de grootgrutters dat Jumbo, de relatieve nieuwkomer onder de Nederlandse supers, daarmee niet in één klap de grootste wordt. Daarvoor is het verschil tussen de Blauwe Reus en de rest te groot. Wel is AH niet langer ruim tweemaal zo groot als de nummer twee, die met deze overname een marktaandeel van 23% heeft, tegen 34% voor ’s lands grootste kruidenier.

De reacties zijn over het algemeen positief. Jumbo heeft kennelijk qua imago de wind in de rug en staat bij consumenten kennelijk beter aangeschreven dan C1000 en AH. Ook bij een aantal marktpartijen konden tevreden reacties worden opgetekend. Groente- en fruitspecialisten nieuwe stijl Willem en Drees twitterden “Jumbo en C1000 samen, dat is goed nieuws voor lokaal-voor-lokaal eten!”. Ook de Consumentenbond ziet de zaken zonnig in.

Uit andere hoeken kwamen somberder reacties. Dan wordt er gesproken van een oligopolie: een situatie waarin een product of dienst in handen is van een extreem klein aantal partijen. Dan heerst er ook onbegrip dat deze overname kennelijk genade kan vinden in de ogen van de NMa, hoewel ze ertoe leidt dat de grootste twee marktpartijen samen 57% van de markt in handen hebben.

Lezen: De BVD in de politiek, door Jos van Dijk

Tot het eind van de Koude Oorlog heeft de BVD de CPN in de gaten gehouden. Maar de dienst deed veel meer dan spioneren. Op basis van nieuw archiefmateriaal van de AIVD laat dit boek zien hoe de geheime dienst in de jaren vijftig en zestig het communisme in Nederland probeerde te ondermijnen. De BVD zette tot tweemaal toe personeel en financiële middelen in voor een concurrerende communistische partij. BVD-agenten hielpen actief mee met geld inzamelen voor de verkiezingscampagne. De regering liet deze operaties oogluikend toe. Het parlement wist van niets.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

De taxi kwam van links

[i]GeenCommentaar heeft altijd ruimte voor gastloggers. Vandaag is dat wederom SanteBrun.[/i]

De grimmige taxistandplaats bij Amsterdam CS (Foto: Flickr/mpauws)

Het is een kwestie van tijd tot het moment dat de PvdA en meer in het bijzonder Wouter Bos de moord op een taxipassagier in Amsterdam in de schoenen geschoven krijgt.

Want ga maar na: de chaos in het taxibedrijf is ontstaan doordat PvdA-minister Tineke Netelenbos in het jaar 2000 de taxibranche liberaliseerde, waardoor iedereen die een rijbewijs had een taxivergunning kon gaan aanvragen. Daardoor zou een compleet vrije markt ontstaan met superbeleefde en bekwame chauffeurs die je voor ongeveer niets desnoods naar het einde van de wereld reden.

Sindsdien kijkt iedereen vreemd op als er weer verhalen de ronde doen over taxichauffeurs die ritten van minder dan vijfhonderd kilometer botweg weigeren, doodleuk de taximeter bij vertrek op vijftig euro zetten en de passagiers de hele rit lang in het Kirgizisch op racistische teksten onthalen en onderweg zeventien keer aan voorbijgangers een duidelijke verwijzing naar het gewenste adres vragen waardoor een ritje dat in een kwartier afgewikkeld had kunnen worden, heel gemakkelijk anderhalf uur in beslag neemt.

Het gekke is: in andere landen is het taxibedrijf net zo liberaal als in Nederland, maar, enkele uitzonderingen daargelaten, hoor je dat soort verhalen nooit. Een taxichauffeur in Manhattan mag dan een Nigeriaan zijn, of een Palestijn of een Rus, hij weet precies de weg ? dat is, toegegeven, in Manhattan een heel stuk makkelijker dan in Amsterdam ? en hij rekent altijd een eerlijke prijs. Maar in Nederland kan zoiets blijkbaar niet. Voor een deel is het een gevolg van een vicieuze cirkel: de meeste afstanden zijn zo kort dat je ze makkelijk loopt, en het taxibedrijf heeft het odium op zich duur te zijn en oncomfortabel ? de chauffeur die in onvervalst Amsterdams, brandende zware peuk in de mondhoek, met de radio keihard aan op André Hazes, krasse racistische taal uitkraamt is helaas eerder regel dan uitzondering. Daardoor is het aantal klanten waar nog iets aan te verdienen valt veel te klein voor de enorme chauffeurspopulatie en dan begint vroeg of laat het matten.